Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0652/GV, 5 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/652/GV

betreft: [klager] datum: 5 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 februari 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De afwijzing is gebaseerd op het negatieve advies van het Openbaar Ministerie, welk advies is gebaseerd op aannames. De directeur heeft eerder besloten klager in een plusprogramma te plaatsen. Door nu ineens het negatieve advies te volgen, handelt de
directeur tegenstrijdig. De reclassering, waarvan de medewerkers persoonlijk contact hebben gehad met klager, heeft positief geadviseerd. Klager heeft de COVA training voltooid en vrijwillig de KVV training gevolgd. Zijn verlofadres voldoet aan alle
voorwaarden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op de dag van de uitspraak in zijn zaak, 14 maart 2014, onmiddellijk in vrijheid gesteld. Klager dient dan ook niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn beroep.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Arnhem Zuid heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op het negatieve advies van het Openbaar Ministerie.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft blijkens het advies vrijheden negatief geadviseerd. Uit het in de stukken weergegeven advies van het Openbaar Ministerie komt –kort weergegeven- naar voren dat klager zich met anderen
schuldig heeft gemaakt aan een nachtelijke gewapende overval op een woning. Hierbij is het slachtoffer gekneveld, vastgetaped, mishandeld en bedreigd. Volgens de reclasseringsrapportage zou klager een bekennende verdachte zijn. Klager stelt enkel
chauffeur te zijn geweest en niet geweten hebben wat zijn medeverdachten van plan waren. Hij zou onbedoeld in deze situatie terecht zijn gekomen.

Het Openbaar Ministerie deelt de risico inschattingen van de reclassering niet en acht, gelet op het onderhavige delict en het patroon dat zich op grond van de documenten van klager aftekent, het recidivegevaar en risico op letselschade veel hoger dan
door de reclassering wordt aangenomen, terwijl de voorgestelde gedragsinterventies die risico’s onvoldoende kunnen indammen. Voorgesteld wordt een nieuw reclasseringsrapport op te stellen waarin voorgaande wordt meegenomen. Het Openbaar Ministerie ziet
op dat moment geen ruimte voor (regimair) verlof.

De politie heeft blijkens het advies vrijheden positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager is in eerste instantie veroordeeld ter zake van onder meer afpersing. Zijn fictieve einddatum zou zijn 16 maart 2015. In hoger beroep is hij van het hem ten laste gelegde vrijgesproken en op 14 maart 2014 onmiddellijk in vrijheid gesteld .

Nu klager inmiddels in vrijheid is, is er geen reden meer een nieuw rapport op te stellen.
De beroepscommissie is van oordeel dat hetgeen hierboven is weergegeven ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing een contra-indicatie vormde voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de politie, een afwijzing van
klagers verlofaanvraag rechtvaardigde. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 5 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven