Nummer: 14/1121/GB
Betreft: [klager] datum: 4 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 maart 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op 13 mei 2014 is klager, bijgestaan door mr. N.F.M. van Osta, in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de locatie Esserheem te Veenhuizen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 28 juni 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Fleddervoort, een inrichting met een zeer beperkt beveiligingsniveau. Op 20 februari 2014 is hij geselecteerd voor de locatie Esserheem te Veenhuizen.
3. De standpunten
Klager heeft het volgende aangevoerd. De selectiefunctionaris heeft geen enkel bewijs aangevoerd dat de stellingen ondersteunt. Klager is verwikkeld in een scheiding. Zijn ex-partner heeft de verklaringen gedaan. Er is sprake van suggestie. Er is geen
aangifte gedaan op 20 februari 2014. Klager is bij zijn werkgever geweest. Daarvan zijn bewijsstukken overgelegd. Er is sprake van een dubieuze uitvoering van een controle bij het pand waar klager werkzaam was. De heer Z. el H., die verklaringen heeft
overgelegd, kent klager niet. Mogelijk is het een oud werknemer van een van de bedrijven die klager heeft opgekocht die rancuneus is ten opzichte van klager. Klager heeft nimmer persoonlijk contact met hem gehad. Klager is van mening dat hij na de vijf
dagen ordemaatregel had moeten worden teruggeplaatst naar de zeer beperkt beveiligde inrichting. De simkaarten waarover gesproken wordt zijn opwaardeerkaarten en de telefoon en de laptop waren van klagers werkgever.
Klagers raadsvrouw heeft hieraan toegevoegd dat de aangifte van Z. el H. op onderdelen niet klopt. Klager is pas op 12 februari 2014 gestart bij zijn werkgever. Op 31 januari 2014 hoefde hij dan ook niet in Emmen bij zijn werkgever te zijn.
Overigens was klager op 31 januari 2014 om 15.30 uur nog aan het werk in Veenhuizen en kon onmogelijk om 16.00 uur in Utrecht zijn. Er zijn verklaringen overgelegd door de werkgeven dat klager op 12 en 13 februari 2014 daar aan het werk was. Er blijft
daarmee weinig van de aangifte over. De aangifte is niet gecontroleerd, klager is niet gehoord en overigens is klager niet betrokken geweest bij een strafbaar feit.
De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van 20 februari 2014 van de locatie Fleddervoort blijkt het volgende. Na een telefoontje van de vrouw van klager op 17 februari 2014 is het bureau selectie- en detentiebegeleiding een onderzoek gestart. Uit dat onderzoek kwamen
steeds meer bewijzen naar boven die bevestigden dat klager met oplichting bezig was. Klager heeft meerdere hoge betalingsbedragen openstaan. Daarnaast hebben er zich nog andere incidenten voorgedaan. Zo was klager op 13 februari 2014 in Amersfoort
terwijl hij bij zijn werkgever moest zijn in Emmen.
Uit de stukken blijkt dat er meerdere concrete mails zijn binnengekomen over oplichting en fraude. Om klager daarmee te confronteren zou hij door personeel van de Fleddervoort worden opgehaald bij zijn werkgever. Daar werd klager niet aangetroffen. Er
leek niemand aanwezig. Ook uit de gedetailleerde verklaringen van Z. el H. kan worden opgemaakt dat klager zich op sommige tijdstippen kennelijk zonder toestemming elders dan bij de werkgever of in de locatie Fleddervoort verbleef. Voorts zijn tijdens
een celinspectie op 17 februari 2014 in de cel van klager meerdere mobiele telefoons en een twintigtal SIM-kaarten aangetroffen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hieruit blijkt voldoende van onbetrouwbaar
gedrag van klager. Ten overvloede wordt opgemerkt dat hetgeen is aangevoerd omtrent de telefoons en de SIM kaarten dateert van na de beslissing tot terugplaatsing. Dit speelt bij deze beoordeling van de beslissing van de selectiefunctionaris geen
bepalende rol, maar versterkt wel de indruk omtrent klager. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 4 juni 2014
secretaris voorzitter