Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0508/GM, 3 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/508/GM

betreft: [klager] datum: 3 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 11 februari 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W. van der Voet, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. De Schie heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen een heeft een nadere reactie gestuurd en tevens verzocht om aanhouding van de zaak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klachten, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van 17 december 2013 en 16 januari 2014, betreffen:
1. het annuleren van een galblaasoperatie vanwege de bekendheid van de datum;
2. het transport naar het ziekenhuis vanwege de intake voor een maagverkleining, terwijl klager de datum hiervan ook wist;
3. het annuleren van een operatie vanwege een nierbekkenontsteking;
4. het meerder malen moeten bezoeken van het spreekuur, terwijl dit ook in één keer had gekund;
5. de verschillende diagnoses omtrent vitaminegebrek;
6. de verschillende diagnoses van inrichtingsarts en ziekenhuis omtrent de schildklierfunctie;
7. het niet goed kunnen omgaan met de computer door het personeel;
8. het willen stoppen van de antibioticakuur op 16 december 2013, terwijl er een indicatie was om deze langer voor te schrijven;
9. op grond van klagers eigen informatie is de antibioticakuur verlengd;
10. verwarring, stress en onnodig pijn door het handelen van de medische dienst;
11. het te lang moeten wachten op de dienstdoende arts op nieuwjaarsdag, terwijl klager ernstige pijnklachten had en erg ziek was.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Klager wil dat hem en alle andere gedetineerden de best mogelijke zorg en behandeling wordt geboden. Klagers galblaasoperatie van 26 november 2013 is geannuleerd vanwege de veiligheid terwijl klager op 3 december 2013 wel naar het ziekenhuis werd
vervoerd, ondanks dat ook deze datum bij klager bekend was. Klager heeft veel pijn ondervonden doordat de operatie voor een tweede maal werd geannuleerd vanwege een nierbekkenontsteking. Klager meent dat tijdens een bezoek aan het spreekuur hij best
zowel de verpleegkundige als de arts had kunnen spreken. Klager begrijpt niet waarom de inrichtingsarts twijfelt over de diagnose van het Maasstadziekenhuis vanwege zijn schildklierfunctie. De medische dienst is zelf verantwoordelijk voor de
patiëntengegevens in de computer; dit betreft geen logistiek probleem. Na een controle bleek dat klager een infectie had. Klager kreeg hiervoor pijnstillers en twee pillen antibiotica. De volgende dag wilde de arts klager een kuur geven van zes dagen,
maar na confrontatie met het oordeel van de arts van een dag eerder, is dit verlengd naar tien dagen. Klager heeft onnodig lang pijn geleden doordat geen recept kon worden opgestuurd, men niet wist hoe de software werkt en doordat de arts de gegevens
van een andere patiënt met klager bespreekt. De arts zou op nieuwjaarsdag tussen 9.00 uur en 10.00 uur bij klager zijn; hij kwam pas om 13.00 uur, waarna klager met spoed naar het ziekenhuis is gebracht.

Ter zitting is hier door en namens klager aan toegevoegd ten aanzien van de onderdelen 1, 2 en 3 dat klager veel pijn had en graag eerder geopereerd had willen worden. Hij lijkt niet serieus genomen te zijn in zijn pijnklacht. Ook heeft hij nog twee
maal een nierbekkenontsteking gehad. Ad 4 en 10 heeft hij vaar voren gebracht dat hij fysiek moeite had om bij de medische dienst te komen, toch werd hij meermalen opgeroepen in plaats van zijn verzoeken te combineren. Ten aanzien van onderdeel 5 is
aangevoerd dat er beter naar het vitaminegebrek had moeten worden gekeken, omdat in detentie er niet vanzelfsprekend goede voeding gegeten wordt en gedetineerden minder in de buitenlucht verblijven. Klager merkt in dit verband op dat de waarde 22 was
waar het 50 behoorde te zijn. Klager was bekend met tekorten. Ten aanzien van onderdeel 6 heeft klager aangevoerd dat in het ziekenhuis was gezegd dat klagers schildklierfunctie laag was maar dat medicatie mogelijk vervelende bijeffecten zou hebben.
Bij
de medische dienst werd gezegd dat klager in het geheel geen afwijking in zijn schildklierfunctie had. Zijn raadsvrouw merkt in dit verband op dat er vaak vanuit wordt gegaan dat er niets aan de hand is terwijl dit later wel het geval blijkt te zijn.
Ten aanzien van onderdeel 7 geeft klager aan dat er zeker vier leden van de medische dienst problemen hadden met het computerprogramma. Ten aanzien van onderdeel 8 heeft klager verklaard dat hij een antibioticakuur van 10 dagen zou krijgen; toen hij
werd opgeroepen kreeg hij eerst geen antibioticakuur, vervolgens een voor zes dagen en uiteindelijk een kuur voor 10 dagen. Er bleek geen overdracht te zijn geweest, terwijl hiervan wel melding is gemaakt in het medisch dossier. De klacht zoals
weergegeven onder 9 kan als vervallen worden beschouwd. Ten aanzien van onderdeel 11 ten slotte heeft klager aangevoerd dat er iemand zou komen tussen 9.00 uur en 10.00 uur, doch er kwam pas iemand om 13.00 uur. Er werd geen excuus aangeboden. De arts
zei alleen dat hij eerder had kunnen komen maar dat niet heeft gedaan.

Namens de inrichtingsarts is in de schriftelijke reactie aangegeven dat klager heeft aangegeven dat hij naar de zitting komt om nogmaals zijn verhaal te vertellen. Hij geeft daarbij aan dat hij dat doet zodat anderen niet hoeven te lijden. Tevens geeft
hij aan eerder op 31 december 2013 bij de p.i.w.-ers geklaagd te hebben vanwege pijn, maar dat er werd gezegd dat er op 31 december geen arts gebeld kon worden. Dit is niet correct, er kan altijd een ANW arts gebeld worden. Klager heeft ’s avonds de
arts zelf aan de telefoon gehad. Klager zegt de bevestiging van de specialist te hebben dat het zeer ernstig met klager was gesteld. Deze bevestiging van de specialist heeft de medische dienst niet gekregen.
De stelling van klager dat de arts alcohol genuttigd zou hebben en dat klager die uitsmijter is geweest dat herkent, blijkt nergens uit en is ook niet door de p.i.w.-ers gemeld. Hiermee is wel de verhouding patiënt-arts verstoord.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht over de zaak en wijst het verzoek om aanhouding derhalve af.

Ten aanzien van onderdeel 9 heeft klager aangegeven dat dit onderdeel als vervallen kan worden beschouwd, zodat dit onderdeel geen nadere bespreking behoeft.

Ingevolge artikel 28 Pm kan een gedetineerde een beroepschrift indienen tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. De beroepscommissie stelt vast dat de klachten met nummers 1, 2, 4, 7 en 10 niet kunnen worden aangemerkt als gericht tegen het
handelen van de inrichtingsarts. Gelet hierop kan klager ten aanzien van die onderdelen niet in zijn klachten worden ontvangen.

Ten aanzien van onderdeel 3 overweegt de beroepscommissie dat een operatie niet wordt uitgevoerd als er sprake is van een ontsteking (elders) in het lichaam. De inrichtingsarts heeft dan ook niet onjuist gehandeld door de geplande operatie te
annuleren.

Ten aanzien van onderdeel 6 wordt overwogen dat een verschil in interpretatie van bepaalde medische gegevens tussen de specialist in het ziekenhuis en de inrichtingsarts niet impliceert dat de inrichtingsarts daarmee een onjuiste inschatting van de
situatie zou hebben gemaakt.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van de onderdelen 3 en 6 niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.
Het beroep zal derhalve op die onderdelen ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel 5 wordt overwogen dat uit de stukken kan worden afgeleid dat klager heeft aangegeven dat hij eerder vitamine D tekorten heeft gehad. De arts had er niet, zonder verder na te vragen, van uit mogen gaan dat, gelet op de algemene
situatie dat bij personen die gezond eten en voldoende in de buitenlucht komen een vitamine D gebrek niet vaak voor komt, dit bij klager ook het geval zou zijn.. Hij had klager op dit onderdeel verder moeten bevragen en eerder overgaan tot
voorschrijven
van vitamine D. Op dit onderdeel wordt het handelen van de inrichtingsarts aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve dienaangaande gegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel 8 wordt overwogen dat ongeacht of er sprake is geweest van overdracht van informatie, dit onderdeel reeds gegrond wordt verklaard nu uit de stukken kan worden afgeleid dat er geen consistent beleid ten aanzien van de
verstrekking van antibiotica is geweest.

Ten aanzien van onderdeel 11 kan op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet anders worden geconcludeerd dan dat, zoals de arts ook zelf aangeeft, hij de situatie minder ernstig had ingeschat dan deze achteraf bleek te zijn en hij
hiervoor zijn excuses heeft aangeboden. Reeds hierom wordt dit onderdeel gegrond verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klachten ten aanzien van de onderdelen 1, 2, 4, 7 en 10.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen 3 en 6 ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen 5, 8 en 11 gegrond.

Zij bepaalt de aan klager ten laste van de locatie De Schie toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven