Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0807/GA, 3 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/807/GA

betreft: [klager] datum: 3 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 februari 2014 van de beklagcommissie bij het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij het JCvSZ, [...], gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Bij brief van 9 mei 2014, ontvangen op 13 mei 2014, heeft klager aangegeven dat en waarom hij niet naar de zitting van de beroepscommissie kon komen
en heeft hij verzocht om aanhouding van het beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:
a. het feit dat een personeelslid aanwezig was tijdens het gesprek tussen klager en de psychiater (SC 2013/447);
b. de hoogte van de prijzen in de inrichtingswinkel (SC 2014/012);
c. de omstandigheid dat klager met slecht weer buiten moet luchten en er geen alternatief wordt gezocht (SC 2014/013);
d. het feit dat te pas en te onpas verblijfsruimtes met behulp van een speurhond worden doorzocht (SC 2014/022);
e. het feit dat klagers geprivilegieerde post is opengemaakt buiten zijn aanwezigheid en dat de post niet is uitgereikt, maar buiten klagers aanwezigheid in zijn cel is gelegd (SC 2014/023).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder b. en het beklag voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager verzoekt om aanhouding van het beroep. Hij kon niet naar de zitting van de beroepscommissie komen, omdat de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) gedurende de zitting niet op hem wilde wachten en hij vanwege zijn medische situatie geen uren in
de p.i. Amsterdam kan verblijven. Hij zit in een rolstoel en is MS-patiënt.
Klager heeft zijn beroep verder schriftelijk – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
A. Klager heeft het gesprek met zijn psychiater niet kunnen voeren wegens een gebrek aan privacy, aangezien er een bewaarder op twee meter afstand stond. Hij heeft de afgelopen periode agressief gedrag vertoond, maar niet richting de
gedragsdeskundige.
De psychiater vond het niet nodig dat er personeel bij het gesprek aanwezig was. De directeur zou dit hebben besloten. Klager vindt dat een alternatief had moeten worden aangeboden, zoals een kamertje met een raam.
B. Klager vindt het oneerlijk dat de winkelprijzen worden verhoogd, terwijl het loon hetzelfde blijft. Hij vindt dat de directeur ervoor dient te zorgen dat de winkel toegankelijk blijft.
C. Het beklag was erop gericht dat er bij slecht weer geen alternatief voor het luchten wordt geboden. Patiënten lopen in pyjamabroek buiten. Op de luchtplaats is alleen een afdakje en verder niets. Volgens klager is sprake van strijd met
artikel 27 van de European Prison Rules.
D. Klager begrijpt dat onderzoeken van verblijfsruimtes met honden moeten gebeuren, maar in het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg liggen kwetsbare patiënten. In verband met de gezondheid lijkt het klager dan ook niet gewenst.
E. Klagers geprivilegieerde post is buiten zijn aanwezigheid geopend. Verder is de post hem ook niet uitgereikt, maar is deze op zijn bed gelegd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
A. In de uitvoering van zijn functie in het JCvSZ neemt een penitentiair inrichtingswerker (PIW-er) kennis van vertrouwelijke zaken die onder het medisch geheim van een BIG-professional vallen. De directeur verwijst naar de artikelen 34, 35 en 38 van
de
wet BIG. In het JCvSZ is die samenwerking als volgt geregeld. Het JCvSZ is onderverdeeld in drie afdelingen met vaste teams van arts, psycholoog, psychiater, verpleegkundigen en PIW-er. Elke afdeling heeft een disciplinair team en vormt een vaste
eenheid zonder uitwisseling van PIW-ers met andere afdelingen of units. De arts geeft als zelfstandig bevoegde aanwijzingen aan de niet-zelfstandig bevoegde PIW-er, die op die wijze de juiste mate van beveiliging en begeleiding op elkaar kan afstemmen.
De begeleiding wordt afgeleid uit het behandelplan van de arts. De arts houdt oog voor de bekwaamheid van de PIW-er met betrekking tot de wijze waarop deze de begeleiding uitvoert conform het behandelplan. Bij zijn inspecties heeft de inspecteur
gezondheidszorg kennis genomen van deze werkwijze en in zijn rapport niet benoemd dat deze werkwijze strijdig is met de vigerende wet- en regelgeving. Verder is met het NIFP afgesproken dat er altijd personeel bij contact met de arts is. Voor wat
betreft klager licht de directeur toe dat hij zich voorafgaand aan het gesprek agressief had gedragen. Hij heeft het afdelingshoofd aangevallen met een ijzeren prullenbak. Besloten is daarom dat er bij het gesprek personeel aanwezig zou zijn. Zoals
toegelicht bij de beklagcommissie geschiedde dit kort voor het moment van het gesprek. Het personeel stond op gehoorafstand. Normaal gesproken vinden gesprekken met behandelaars plaats in een spreek- of dokterskamer met een alarmknop, tenzij de
betreffende gedetineerde op zaal ligt of sprake is van bijzondere omstandigheden. Toezicht is dan louter visueel en buiten gehoorafstand. Bij een onveilige situatie (bijvoorbeeld direct of kort na een gewelddadig incident) is er direct visueel toezicht
waarbij ook het gesprokene wordt gehoord. Indien een behandelaar vindt dat direct visueel toezicht niet nodig is, wordt uitgelegd waarom dit door de inrichting wel nodig wordt geacht. In principe wordt de beslissing aan de behandelaar overgelaten,
tenzij de gedetineerde pertinent niet te vertrouwen is. De situatie van direct visueel toezicht is in principe kortdurend. Klager geeft aan dat de psychiater direct visueel toezicht niet nodig vond, maar de directeur is daarvan niet op de hoogte.
Ten aanzien van b. heeft de directeur niets toe te voegen aan zijn in beklag ingenomen standpunt.
C. De gedetineerden krijgen kleding, namelijk een dikke gewatteerde jas, een dikke pyjamabroek en een joggingbroek. Het staat gedetineerden vrij geen gebruik te maken van het luchtmoment.
D. Het regelmatig controleren van verblijfsruimtes is onderdeel van het Drugsontmoedigingsbeleid. Er wordt regelmatig contrabande gevonden.
E. De geprivilegieerde post wordt niet geopend buiten aanwezigheid van de gedetineerde. Brieven worden ongeopend aan de gedetineerde gegeven of in het bijzijn van de gedetineerde geopend. Post wordt alleen in een éénpersoonskamer op het bed neergelegd.
Op zaal gebeurt dit niet.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, omdat DV&O gedurende de zitting van de beroepscommissie niet op klager wilde wachten en klager niet na afloop van de zitting, vanwege zijn medische toestand (hij is
rolstoelpatiënt en MS-patiënt), nog uren in de p.i. Amsterdam- Over Amstel kon verblijven. De beroepscommissie acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat klager vanwege zijn medische toestand niet in staat was ter zitting te verschijnen dan wel na de
zitting in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te wachten tot DV&O hem weer zou ophalen. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek om aanhouding
af.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt.
Ten aanzien van a. overweegt de beroepscommissie dat bij het gesprek tussen een gedetineerde en zijn behandelaar, in dit geval de psychiater, de privacy van de gedetineerde zoveel mogelijk gerespecteerd dient te worden en het personeel derhalve buiten
gehoorafstand toezicht dient te blijven en alleen bij alarm, stemverheffing of andere ongeregeldheden dient in te grijpen. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan op voornoemde regel een uitzondering worden gemaakt om louter logistieke reden,
indien, zoals de directeur ter zitting heeft aangegeven, een gedetineerde op zaal ligt en niet mobiel is. Toezicht is dan louter visueel en buiten gehoorafstand. Ook kan sprake zijn van bijzondere omstandigheden, waarbij direct toezicht noodzakelijk
is.
Gezien klagers voorgeschiedenis waarbij hij agressief gedrag heeft vertoond tegen het afdelingshoofd, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om bij het gesprek tussen klager en de psychiater direct visueel toezicht – en
daarmee toezicht binnen gehoorafstand – te houden, gelet op het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

Hetgeen klager ten aanzien van b. en e. heeft aangevoerd kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van c. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen klager aanvoert evenmin kan leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Hierbij is in aanmerking genomen dat ter zitting door de directeur onweersproken is aangevoerd dat
gedetineerden niet enkel in pyjama hoeven luchten, maar ook de beschikking kunnen hebben over een dikke jas en een joggingbroek. Bovendien kunnen gedetineerden er bij slecht weer voor kiezen niet te gaan luchten en kan niet uit de European Prison Rules
worden afgeleid dat de directeur in dat geval gehouden is een alternatief voor het luchten aan te bieden.

Ten aanzien van d. overweegt de beroepscommissie dat klagers klacht dat te pas en te onpas verblijfsruimtes worden gecontroleerd met een hond onvoldoende is geconcretiseerd en naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet kan worden aangemerkt
als een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder d. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag. Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt de uitspraak van de
beklagcommissie in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven