Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0239/GM, 3 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/239/GM

betreft: [klager] datum: 3 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 16 januari 2014 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2014, gehouden in de p.i. Vught is klager gehoord. De tandarts verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Klagers advocaat, mr. J.W.
Stok, is in de gelegenheid gesteld een nadere reactie te geven op de in de procedure overgelegde stukken. Hierop is binnen de gegeven termijn geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 10 november 2013, betreft het behandelen van gebitsklachten zonder verdoving en de slechte behandeling van de gebitsklachten door de inrichtingstandarts.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. De reactie van de inrichtingstandarts is niet juist. Klager heeft getuigen die kunnen verklaren hoe het is gegaan en dat klager is weggestuurd door de tandarts. De tandarts heeft aangegeven dat een
verdoving niet nodig was, ondanks de pijn. De tandarts toonde geen interesse voor klagers gebit. De tandarts had het te druk. Klager is zeer slecht behandeld. De tandarts wilde klager ook geen hand geven. Uiteindelijk kreeg klager een verdoving en
klager moest op de gang wachten. De tandarts vond dat klager de deur te hard dichtgooide. Hij deed geïrriteerd de deur weer open en stuurde klager terug naar zijn cel.
De tandarts was chagrijnig bij binnenkomst van klager en zei dat hij het heel druk had. Hij gedroeg zich irritant. Zonder te vragen of klager een verdoving wilde, begon hij met boren. Toen klager hierover een opmerking maakte, zei de tandarts dat een
verdoving niet nodig was. Uiteindelijk kreeg klager een verdoving, maar deze werd zeer hardhandig ingezet. Klager stond op en vroeg of de tandarts hem normaal wilde behandelen. Klager ging naar de gang en na een korte periode ging de deur open. De
tandarts zei dat klager een rapport zou krijgen en klager is vervolgens weggestuurd. Klager mocht zonder begeleiding terug naar de afdeling. Klager heeft niets meer over het rapport gehoord. Klager heeft zich normaal gedragen. Hij heeft de tandarts
niet
uitgescholden. Er zijn veel klachten over deze tandarts. Klager ziet geen mogelijkheden meer om met deze tandarts te praten zolang hij geen excuses aanbiedt. Hij wil ook niet meer door hem behandeld worden. Klager heeft na het voorval nog pijn
gehouden.
Er zijn meer gedetineerden die slecht door de tandarts worden behandeld. Klager heeft handtekeningen verzameld. Over het betreffende voorval heeft klager ter zitting van de beroepscommissie een verklaring van een medegedetineerde die op de gang
aanwezig
was overgelegd.

De tandarts verwijst voor zijn standpunt naar het verslag van bemiddeling van de tandheelkundig adviseur d.d. 16 januari 2014. Klager vond de anesthesie vervelend. Klager is uitgelegd dat dit op de betreffende plek gevoelig kan zijn. Klager werd daarna
naar de gang gestuurd om de verdoving even te laten intrekken. Klager reageerde daarop onbehoorlijk en onbeschoft. Klager is vervolgens uit zichzelf teruggegaan naar de afdeling. Hem is een melding aangezegd.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, waarbij de inrichtingstandarts overigens niet aanwezig was, lijkt te moeten worden vastgesteld dat de klachten van klager voortvloeien uit een slechte communicatie tussen klager en de
inrichtingstandarts. De beroepscommissie acht het wenselijk dat in het normale contact tussen een patiënt en een hulpverlener ruimte bestaat om onduidelijkheden en klachten te bespreken. In casu lijkt daar geen sprake van te zijn geweest, nu enerzijds
klager heeft toegelicht handtekeningen te verzamelen over het slechte functioneren van de betreffende inrichtingstandarts en anderzijds na het voorval op voorhand niet duidelijk is geworden of is geprobeerd klagers pijnklachten alsnog te verhelpen. Het
gevolg hiervan zal zijn dat het conflict zich zal verharden en een oplossing niet dichterbij zal komen. De beroepscommissie zal daarom naast de beoordeling van de feiten, waarover hierna meer, de zaak wederom in handen stellen van de tandheelkundig
adviseur met het verzoek na te gaan of ten aanzien van de tandheelkundige zorg sprake is van een structureel probleem in de hulpverlening zoals door klager stellig wordt beweerd.

Wat betreft de klacht van klager overweegt de beroepscommissie dat de lezingen over het voorval van 29 oktober 2013 uiteenlopen. De inrichtingstandarts stelt dat klager zich ‘onbehoorlijk en onbeschoft’ heeft gedragen en na het inzetten van een
verdoving zelf is weggelopen. Klager ontkent dit en stelt dat de tandarts de verdoving te hard heeft ingezet en hem heeft weggestuurd, nadat hij klager een rapport heeft aangezegd. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager een schriftelijke
verklaring van een medegedetineerde overgelegd, die meer past bij klagers lezing. Verder is de beroepscommissie niet gebleken dat – ondanks de kennelijke mededeling van de inrichtingstandarts – daadwerkelijk een rapport is opgemaakt. Dit bevreemdt de
beroepscommissie, nu in beginsel een onbehoorlijk en onbeschoft gedrag – klager zou de inrichtingstandarts hebben uitgescholden – in de penitentiaire praktijk leidt tot een rapport en mogelijk een disciplinaire straf. Nu de inrichtingstandarts niet ter
zitting is verschenen om de daarover bij de beroepscommissie levende vragen te beantwoorden, volgt de beroepscommissie de lezing van klager. Mitsdien acht de beroepscommissie het handelen van de tandarts in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde
norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht een tegemoetkoming aangewezen en stelt deze vast op € 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Alphen aan den Rijn toekomende tegemoetkoming op € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers en dr. H.J.P. Kroeze, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 3 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven