Nummer: 14/784/GB
Betreft: [klaagst er] datum: 3 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Rotgans, namens
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een op 5 maart 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klaagsters verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klaagster is sedert 1 mei 2013 gedetineerd. Zij verblijft in de gevangenis van de locatie Ter Peel te Sevenum, waar een regime met beperkte gemeenschap geldt en een normaal beveiligingsniveau.
3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is op grond van onjuiste feiten en omstandigheden tot stand gekomen. Klaagster heeft voldoende medewerking verleend aan de betreffende onderzoeken en kan zich niet
verenigen met het beeld dat wordt geschetst over haar gedrag in de inrichting. Klaagster kan worden overgeplaatst naar het Moeder met Kindhuis (MMK) op basis van haar gevangenisstatus. Een verlofstatus is dus niet nodig. Er zullen dan geen problemen
zijn met het verlofadres. Klaagster wil naar het MMK omdat zij dan betere mogelijkheden en ruimte heeft om haar zoon op te voeden. Er zullen dan geen problemen ontstaan met het eventueel verlaten van de p.i. Ter Peel. Aan alle door de
selectiefunctionaris genoemde bezwaren kan tegemoet worden gekomen. Met betrekking tot de opgelegde disciplinaire straf van 24 augustus 2013 is nog een procedure aanhangig bij de beklagcommissie. De beslissing is dus nog niet onherroepelijk. Klaagster
heeft uitdrukkelijk verweer gevoerd tegen de aanname dat zij drugs zou hebben gebruikt. Klaagster ontkent dat zij tijdens haar zwangerschap drugs zou hebben gebruikt. Naar aanleiding van een telefoongesprek met het BSD kan er van worden uitgegaan dat
klaagster geen rapport heeft gekregen voor enige diefstal van rijkseigendommen. Dit staat dan ook ten onrechte opgenomen in de gedragsrapportage. Klaagsters justitiële documentatie is niet zodanig dat hieruit een hoog recidiverisico kan worden
afgeleid.
Het risico van letselschade acht zij niet aanwezig. Klaagster komt haar afspraken wel degelijk na. Uit de rapportage komt naar voren dat al haar vrijheden zonder wanklanken zijn verlopen. Thans staat niet vast dat klaagster psychische klachten zou
hebben. Dit zijn slechts vermoedens. Op basis van dergelijke vermoedens kan haar verzoek niet worden afgewezen. In de rapportage staat uitdrukkelijk dat er geen sprake meer is van maatschappelijke onrust en/of mediagevoeligheid. De grond dat er risico
bestaat voor maatschappelijke onrust, kan derhalve niet worden aangenomen. Uit de brief van de wijkagent van 9 april 2014 blijkt dat het verlofadres niet in de wijk ligt waar veel mensen wonen met criminele antecedenten. Wat betreft de woning bestaan
er
geen bezwaren indien klaagster daar met haar zoon zou verblijven.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klaagster heeft onvoldoende meegewerkt aan een verdiepingsonderzoek bij het Centrum Forensische Psychiatrische Zorg Mondriaan, waardoor geen onderbouwd advies
afgegeven kon worden. Vanwege onvoldoende informatie kan de reclassering geen uitspraak doen over het recidiverisico en acht zij het risico op onttrekken aan de voorwaarden hoog vanwege het niet of beperkt meewerken aan hulpverlening en
gedragsdeskundig
onderzoek. Ook achten zij de kans op letselschade bij derden verhoogd op basis van klaagsters justitiecontacten, waarbij sprake was van agressie. Het Openbaar Ministerie adviseert negatief vanwege dit reclasseringsadvies. De directeur van de inrichting
adviseert negatief op grond van klaagsters gedrag. Klaagster heeft behoefte aan structuur en kan snel overprikkeld raken. Het MMK-huis biedt te weinig controle en het vermoeden bestaat dat medegedetineerden de zorg voor klaagsters kind gaan overnemen
zoals dat nu op de afdeling wordt gedaan. Men acht dit niet wenselijk. Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) maakt zich daarnaast zorgen vanwege klaagsters beladen voorgeschiedenis waarbij sprake was van middelengebruik, crimineel gedrag en
dakloos zijn. Het AMK ziet graag dat na klaagsters detentie contact met GGZ zal plaatsvinden. Van het opgegeven verlofadres is geen bericht ontvangen dat klaagster welkom is. De politie meldt dat op het opgegeven verlofadres een persoon woont die met
justitie in aanraking is geweest en bekend staat als harddruggebruiker. Het verzoek is afgewezen vanwege gevaar voor het plegen van nieuwe strafbare feiten, gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken, risico voor een
ongestoord verlof als gevolg van de gestoorde persoonlijkheid, risico van maatschappelijke onrust en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres.
4. De beoordeling
4.1. Klaagster heeft verzocht om overplaatsing naar het Moeder Met Kind Huis (MMK) van de locatie Ter Peel met de daarbij behorende vrijheden van een b.b.i.
Het MMK van de locatie Ter Peel is een gevangenis voor vrouwen met een regime van algehele gemeenschap en een beperkt beveiligingsniveau. Tevens is deze afdeling aangewezen als een inrichting voor bijzondere opvang als bedoeld in artikel 17 van de
Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling)
4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over
een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.3. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Regeling worden in inrichtingen als bedoeld in artikel 12 van de Pbw vrouwelijke gedetineerden geplaatst ten aanzien van wie de plaatsing in het belang is van de instandhouding van de
moeder-kindrelatie, die voldoende vaardigheden hebben om zelf verantwoordelijk te kunnen zijn voor de opvoeding van het kind, of van wie ingeschat wordt dat deze vaardigheden in voldoende mate zijn aan te leren, en voor wiens kind niet minstens
gelijkwaardige opvangmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden buiten de inrichting.
4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
de uitgebrachte negatieve adviezen van de inrichting en het OM. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 3 juni 2014
secretaris voorzitter