Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0850/GB, 3 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/850/GB

Betreft: [klager] datum: 3 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 maart 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 9 mei 2014 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op de afdeling voor Beheers Problematische Gedetineerden (BPG-afdeling) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 17 maart 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Nieuwegein. Op 10 februari 2014 is hij geplaatst op de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht. Klager ontkent kokend water naar de medegedetineerde te hebben gegooid. Dit kan ook niet door het personeel zijn waargenomen. Bovendien valt niet in te zien
waarom
deze medegedetineerde door het gooien van kokend water in het gezicht slechts brandletsel in de nek heeft en niet in het gezicht. Uit het schriftelijk verslag kan niet worden afgeleid dat klager geweld heeft gebruikt tegen J. Een schriftelijke
verklaring van personeelslid P., die de gebeurtenis zou hebben waargenomen, ontbreekt. Tevens ontbreekt een verklaring van J., zijn er geen verklaringen van overige getuigen en ontbreekt er medische informatie op basis waarvan een causaal verband kan
worden aangetoond tussen de vermeende gedraging en de geconstateerde roodheid in de nek van J. Volgens klager was hij klaar met zijn werk en stond hij, samen met een groot aantal andere mensen, te wachten om naar boven te gaan. Ook de betreffende
gedetineerde, J., stond erbij. Klager kent J. al een hele tijd en heeft nooit problemen met hem gehad. J. kreeg tijdens het wachten problemen met een medegedetineerde en was aan het bekvechten. Klager heeft geprobeerd het te sussen en zei “blijf
rustig”
en “niet doen” tegen beide gedetineerden. Hij heeft niemand vastgegrepen. J. werd boos op klager. Klager praat met zijn handen. Dat heeft de bewaarder waarschijnlijk gezien. Verder is er niks gebeurd. Klager heeft niets gezien en hij heeft niets horen
vallen. Klager, J. en de andere gedetineerde zijn meegenomen door de bewaarders. Personeelslid P. was er niet bij en kan niets gezien hebben. Verder weet klager niet of J. brandletsel heeft. Hij heeft J. niet gezien of gesproken. Hij zou het graag van
J. zelf willen horen. Op 18 april 2014 is een agent bij klager langs gekomen. Er is aangifte tegen hem gedaan. Hij moet 17 juli 2014 voorkomen bij de politierechter voor mishandeling van J. Klager is altijd het zwarte schaap. Hij zit al vanaf 31
januari 2014 in de p.i. Vught. Het beklag tegen de opgelegde disciplinaire straf loopt nog. Klager is rogatoir gehoord bij de beklagcommissie. De einddatum van zijn detentie is 8 augustus 2016. Klager verzoekt om een compensatie.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft verzocht klager over te plaatsen naar een BPG-afdeling, omdat door het personeel van de p.i.
Nieuwegein is waargenomen dat klager kokend water in het gezicht van een medegedetineerde heeft gegooid. Het slachtoffer heeft brandwonden overgehouden aan dit incident. Aanleiding was een ontstane onenigheid tussen klager en het slachtoffer. Het
incident heeft grote impact gehad op de orde, rust en veiligheid binnen de p.i. Nieuwegein. Van het voorval is naar verluid aangifte gedaan door het slachtoffer. Klager is bekend met het gebruik van geweld getuige zijn betrokkenheid in mei 2013 bij een
vechtpartij. Ook in juli 2013 is klager betrokken geweest bij een vechtpartij. Daarnaast is hij in januari 2014 gesanctioneerd omdat hij een medegedetineerde ernstig heeft bedreigd. De raadsman stelt dat de rapporteur slechts de schermutselingen heeft
gezien en niet heeft waargenomen dat klager water heeft gegooid. De rapporteur heeft wat door zijn collega is waargenomen als opmerkingen in het schriftelijke verslag verwerkt. De selectiefunctionaris is van mening dat kan worden uitgegaan van een
schriftelijk verslag dat op ambtseed of belofte is opgemaakt. Klager diende dan ook in een inrichting geplaatst te worden waar hem de begeleiding gegeven kan worden die past bij zijn gedrag.

4. De beoordeling
4.1. De BPG-afdeling van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3. Uit het selectieadvies van 5 februari 2014 volgt dat de directeur van de p.i. Nieuwegein heeft verzocht klager met enige spoed op een BPG-afdeling te plaatsen in verband met een ernstig incident dat op 31 januari 2014 heeft plaatsgevonden. Uit
het schriftelijk verslag van dit incident volgt dat de rapporteur een glas hoorde vallen, naar buiten keek op de werkzaal en toen een schermutseling heeft waargenomen tussen klager en gedetineerde J. De rapporteur rende hierop naar buiten, heeft
partijen uit elkaar gehaald en drukte tegelijkertijd zijn alarmpieper in. Verder is in het schriftelijk verslag te lezen dat een collega van de rapporteur, P., dienst had als toezicht arbeid en dat zij vertelde dat zij had gezien dat klager een glas
met
water (dit bleek achteraf kokend water te zijn) had gegooid. Aan klager is naar aanleiding van het voorgaande een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Uit de schriftelijke mededeling volgt voorts dat J. verklaard
heeft dat klager kokend water in zijn gezicht heeft gegooid, klager geen verdere verklaring wenste af te leggen en gedetineerde J. duidelijk brandletsel in de nek had.

Gebleken is dat klager beklag heeft ingesteld tegen voormelde disciplinaire straf. Niet duidelijk is wanneer de uitspraak van de beklagcommissie zal volgen. Door klagers raadsman is desgevraagd aangegeven dat in beroep niet op deze beslissing gewacht
hoeft te worden. De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat niet kan worden uitgegaan van hetgeen in het schriftelijk verslag en de schriftelijke mededeling is vermeld. Tevens neemt zij in aanmerking dat uit het selectieadvies
volgt dat klager eerder disciplinair is gestraft wegens zijn betrokkenheid bij vechtpartijen en bedreiging van een medegedetineerde en de omstandigheid dat klager op 17 juli 2014 bij de politierechter moet voorkomen voor mishandeling van J. Gelet op
voornoemde gegevens omtrent klagers gedrag is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot plaatsing van klager op de BPG-afdeling van de p.i. Vught. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven