Nummer: 14/620/GB
Betreft: [klager] datum: 3 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 24 februari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting met aansluitend deelname aan een penitentiair programma ( z.b.b.i./p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 7 oktober 2009 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De COVA-training heeft als doel vermindering van de recidive door het aanleren van nieuwe denkpatronen. Dit is in principe nuttig voor vooral jonge daders. Naarmate de daders ouder worden, valt
minder resultaat te verwachten. Voor klager was allang gelegenheid geweest om de COVA-training te volgen. Niet duidelijk is waarom daar niet eerder een aanvang mee is gemaakt. Klager is nimmer voor gewelds- of zedendelicten veroordeeld. Zijn
strafrechtelijke documentatie heeft uitsluitend betrekking op de opiumwet. Bovendien is het gebruikte reclasseringsrapport meer dan twee jaar oud. Er is geen recente Risc-toets.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager komt objectief gezien vanaf 17 januari 2014 in aanmerking voor een gestapeld traject. Er is geen rapport van de reclassering voorhanden omdat klager
zelf
een verzoek heeft ingediend. Uit het uittreksel van het Justitieel Documentatieregister blijkt dat klager een aanzienlijke staat van dienst heeft waar het zijn detentie betreft. De advocaat-generaal van het Openbaar Ministerie is van mening dat klager
eerst een COVA en ARVA-training afgerond dient te hebben alvorens medewerking kan worden verleend aan detentiefasering. Een COVA-training is ook geschikt voor oudere gedetineerden zoals klager. Klager kon de COVA-training eerder volgen indien hij
medewerking had verleend aan een overplaatsing naar een andere inrichting. Klager heeft dit echter van de hand gewezen. De COVA-trainingen in de huidige inrichting waren kennelijk volgepland. Een nieuwe Risc is nog niet aan de orde, aangezien nog geen
recidivebeperkende interventies hebben plaatsgevonden. Er is geen reclasseringsrapport aangevraagd, omdat de directeur van de inrichting kennelijk van mening is dat klager eerst de COVA en ARVA-training dient te ondergaan. Zonder deze informatie van de
reclassering over de eventuele mogelijkheden voor deelname aan een p.p. is het niet mogelijk om eerder dan de laatste zes maanden in een z.b.b.i. geplaatst te worden. Uit het selectieadvies volgt dat klager op 24 februari 2014 met de COVA-training zal
starten.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie een door de
selectiefunctionaris akkoord bevonden voorstel voor deelname aan een p.p. aanwezig is. Het verblijf in de z.b.b.i. direct voorafgaande aan de plaatsing in het p.p. duurt maximaal zes maanden.
4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris dient, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk te worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in
aanmerking
dat ten tijde van de beslissing bekend was dat de COVA-training zou starten. Hiermee is een begin gemaakt met de door het OM en de selectiefunctionaris noodzakelijk geachte interventies. Het feit dat er nog geen reclasseringsrapport zoals bedoeld in
artikel 7, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) voorhanden was, kan klager niet worden tegengeworpen. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden
opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst hiervan. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 3 juni 2014
secretaris voorzitter