Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0130/GA, 21 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/130/GA

betreft: [klager] datum: 21 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

gericht tegen een uitspraak van 13 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij voornoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 april 2014, gehouden in de locatie de Schie in Rotterdam, zijn gehoord klagers raadsman mr. M.L. van Gaalen en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van meergenoemde inrichting.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van veertien dagen, wegens het aantreffen van contrabande in een ventilator in de verblijfsruimte van klager.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van €80,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De celdeuren van gedetineerden die niet op de afdeling aanwezig zijn, zijn altijd gesloten. Indien daar de noodzaak toe bestaat worden ze geopend,
maar enkel onder het toezicht van personeel. In dit geval is de celdeur geopend voor de reiniger om de ventilator van een andere gedetineerde van de cel te halen, dit is ook onder toezicht van het personeel gebeurd. Klager is niet gestraft voor het
gebruik van de aangetroffen mobiele telefoon, maar wel voor het bezit ervan. Klager is verantwoordelijk voor de spullen die zich in zijn verblijfsruimte bevinden. Klager is gehoord en de straf is opgelegd op basis van het schriftelijk verslag en het
gehoor.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het is niet zeker dat de celdeur van klagers cel gesloten was. Er zijn geen onderliggende stukken overgelegd waaruit dit blijkt, er is bijvoorbeeld geen
verklaring van het desbetreffende personeelslid overgelegd. Ook blijkt niet dat er sprake is geweest van constant toezicht, dit blijkt niet uit het schriftelijke verslag. In dit verslag is enkel gerelateerd dat door een personeelslid is gezien dat de
reiniger met de ventilator uit klagers cel is komen lopen. Dat hij de cel in is gegaan en wat hij daarbij eventueel bij zich had, is kennelijk niet gezien. Tot slot is de telefoon niet onderzocht en dat maakt het gehele onderzoek onzorgvuldig.

3. De beoordeling
Gelet op het behandelde ter zitting acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk gemaakt dat de celdeur van klager gesloten was op het moment dat hij aan het sporten was en aansluitend bezoekuur had. Een gedetineerde mag verantwoordelijk gehouden
worden voor de spullen die zich in zijn verblijfsruimte bevinden, dit geldt eens te meer nu klager in een eenpersoonscel verbleef. Gelet hierop mag klager verantwoordelijk gehouden worden voor de vondst van een mobiele telefoon en simkaart in een
ventilator welke uit klagers verblijfsruimte is gehaald. In zoverre kan de directeur gevolgd worden in zijn beroep.
Dit kan echter niet leiden tot het daarmee door de directeur beoogde resultaat. Hiervoor is volgende van belang.
Gebleken is dat de directeur op 3 juli 2013 heeft besloten om aan klager een disciplinaire straf op te leggen naar aanleiding van een op 2 juli 2013 opgemaakt schriftelijk verslag. Klager had op 2 juli 2013 om 14:00 uur een bewaardersarrest opgelegd
gekregen in afwachting van de afhandeling van het verslag door de directeur. Vervolgens heeft de directeur de op 3 juli 2013 opgelegde disciplinaire sanctie in laten gaan op 2 juli 2013 om 14:00 uur. Aldus is de disciplinaire straf met terugwerkende
kracht aan klager opgelegd.
Het beroep is in zoverre ongegrond.

De beroepscommissie acht wel termen aanwezig om de aan klager toegekende tegemoetkoming te matigen tot een bedrag van € 20,=. Het beroep is in zoverre gegrond. Bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming is in aanmerking genomen dat, gelet op
de
aangetroffen mobiele telefoon en simkaart, er aanleiding bestond klager een disciplinaire straf op te leggen. Nu een straf evenwel niet met terugwerkende kracht kan worden opgelegd ziet de beroepscommissie aanleiding klager te dien aanzien een
tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover een tegemoetkoming van € 80,= is opgelegd en bepaalt dat klager een tegemoetkoming van € 20,= toekomt.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en J. Schagen, MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 21 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven