Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0499/GA, 22 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/499/GA

betreft: [klager] datum: 22 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 februari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 april 2014, gehouden in de locatie de Schie te Rotterdam, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van genoemde inrichting.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering klager voor te dragen voor algemeen verlof en deelname aan een penitentiair programma.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De medewerkers van het BSD hebben geweigerd klager voor te dragen voor algemeen verlof en deelname aan een penitentiair programma omdat zij van oordeel
zijn
dat klager niet voldoet aan de voorwaarden van algemeen verlof dan wel deelname aan een penitentiair programma. De reden daarvan is gelegen in de omstandigheid dat klager nog een openstaande strafzaak heeft waardoor er één jaar bij zijn einddatum van
detentie opgeteld zou moeten worden. Klager heeft de directie verzocht om deze beslissingen te herzien, maar heeft daar geen reactie op ontvangen. Er is niet in gezamenlijk overleg met klager besloten om zijn aanvragen terzijde te schuiven.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is met klager overleg geweest over deelname aan een penitentiair programma of plaatsing in een z.b.b.i., gezamenlijk is besloten om af te zien van
de aanvraag tot deelname aan een penitentiair programma. Het is landelijk beleid dat wanneer er een openstaande strafzaak is er geen einddatum van de detentie kan worden bepaald. Het stadium waarin de zaak verkeert is daarbij niet relevant, hoewel over
het algemeen wel navraag gedaan wordt bij de rechtbank of aan de gedetineerde wordt medegedeeld dat hij zijn advocaat moet laten nagaan of er al duidelijkheid is over de stand van zaken in de openstaande zaak. Desgevraagd kan de directeur niet
verklaren
of er in de onderhavige zaak navraag is gedaan door of namens de directeur.

3. De beoordeling
In beroep is nog slechts de vraag aan de orde of het niet voordragen van klager voor deelname aan een penitentiair programma in strijd met de redelijkheid en de billijkheid is.

De beroepscommissie is van oordeel dat vastgesteld kan worden dat klager de wens heeft geuit om te kunnen deelnemen aan een penitentiair programma en dat deze wens bij het BSD bekend was. Uit de brief van de directeur aan de Commissie van Toezicht van
5
december 2013 blijkt dat de directeur van oordeel was dat klager niet in aanmerking kwam voor deelname aan een penitentiair programma nu niet voldaan werd aan de voorwaarden zoals omschreven in artikel 4, tweede lid onder b, van de Pbw. Feitelijk
betekent dit dat de directeur, had zij beslist op het verzoek van klager, dit verzoek had afgewezen onder verwijzing naar de openstaande strafzaak van klager. Ter zitting is gebleken dat het de directeur niet bekend is of in onderhavig geval nader
onderzoek is gedaan naar de stand van zaken met betrekking tot de eventuele vervolging van klager in de openstaande strafzaak. Niet duidelijk is of klager gedagvaard zal gaan worden. Evenmin is bekend wanneer de zaak eventueel behandeld gaat worden.
Onder deze omstandigheden kan de directeur niet in redelijkheid oordelen dat klager niet in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma. De directeur heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat de behandeling van deze zaak voor de
einddatum van klagers huidige detentie zal plaatsvinden en dat er een zodanige uitspraak zal volgen dat daarmee de einddatum van klagers detentie zal verschuiven. De beslissing van de directeur om klager niet voor te dragen voor deelname aan een
penitentiair programma moet mitsdien als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de beslissing van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag van klager zal alsnog gegrond worden verklaard. De
beroepscommissie vernietigt de bestreden beslissing en draagt de directeur op binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe, schriftelijke beslissing te nemen op het verzoek van klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en J. Schagen, MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 22 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven