Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1172/GB, 27 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1172/GB

Betreft: [klager] datum: 27 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.N. Ritzer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 maart 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 15 oktober 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De beslissing van de selectiefunctionaris is in strijd met het motiverings- en evenredigheidsbeginsel. Onder andere de reclassering, de politie en het Openbaar Ministerie hebben positief
geadviseerd omtrent deelname aan een p.p. Klager wordt voorts omschreven als een gedetineerde die zich in het algemeen goed aan de regels en gemaakte afspraken houdt. Hij wordt omschreven als vriendelijk en correct en verwijst hierbij naar het
selectieadvies d.d. 24 december 2013. Alleen de penitentiaire inrichting heeft negatief geadviseerd. Klager acht zonder nadere motivering niet begrijpelijk waarom de selectiefunctionaris de voornoemde positieve adviezen niet overneemt. Op 24 december
2013 is klager vanuit een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) teruggeplaatst naar een gesloten inrichting nadat hij zich niet of niet tijdig conform zijn meldplicht bij de politie heeft gemeld. Tegen de beslissing tot terugplaatsing in een
gesloten inrichting loopt eveneens een beroepsprocedure bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming met het kenmerk 14/114/GB. Met deze terugplaatsing is klager al zwaar genoeg gestraft voor het zich niet houden aan de voorwaarden. Het
is
in strijd met het evenredigheidsbeginsel klager wegens dezelfde gedragingen nogmaals te straffen door hem deelname aan een p.p. te ontzeggen, terwijl hij op dit moment meer dan drie maanden binnen een normaal regime verblijft. Klager wenst in de
gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager heeft zich niet aan de voorwaarden omtrent zijn plaatsing in een z.b.b.i. gehouden. Hij heeft zich niet gehouden aan de verplichting zich dagelijks te
melden bij de politie en hij heeft het verbod zich tussen 20:00 uur en 7:00 uur elders te begeven dan zijn verlofadres overtreden. Hieruit volgt dat de selectiefunctionaris geen vertrouwen heeft in een goed verloop van een p.p. In een p.p. is er sprake
van meer vrijheden dan in een z.b.b.i. Hierbij neemt de directeur van de gevangenis van de locatie Zuyder Bos in aanmerking dat klager zich tijdens zijn verblijf in een z.b.b.i. niet aan de voorwaarden heeft gehouden en dat er dan ook onvoldoende
vertrouwen is dat klager zich tijdens een p.p. wel aan gemaakte afspraken zal houden. Naar aanleiding van onder andere dit advies, maar ook het vertrouwen dat bij de selectiefunctionaris ontbreekt, heeft ertoe geleid dat er negatief is beslist op het
verzoek tot deelname aan een p.p.

4. De beoordeling
4.1. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep nader mondeling toe te lichten. Dit verzoek is echter niet nader onderbouwd. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende voorgelicht om op het beroep te
beslissen
en wijst het verzoek daarom af.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. Door en namens klager is aangevoerd dat er feitelijk sprake zou zijn van een dubbele bestraffing omdat klager voor het overtreden van de aan de plaatsing in een z.b.b.i. gestelde voorwaarden is teruggeplaatst naar een gesloten inrichting en hem
niet wordt toegestaan deel te nemen aan een p.p. Het niet toestaan van deelname aan een p.p. kan echter niet worden gezien als een zelfstandige bestraffing, maar is een gevolg van de door klagers overtreding van de voorwaarden veroorzaakte
terugplaatsing. Dit verweer treft daarom geen doel. Nu de beroepscommissie het tegen de terugplaatsing van klager van een z.b.b.i. naar een gesloten inrichting ingestelde beroep met het kenmerk 14/144/GB op 14 april 2014 ongegrond heeft verklaard, moet
de hier bestreden beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt daarbij mede in aanmerking dat kan worden aangenomen dat
klager
er blijk van heeft gegeven zich niet te kunnen houden aan gemaakte afspraken ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de detentie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 27 mei 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven