nummer: 13/4322/GA
betreft: [klager] datum: 20 mei 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 december 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2014, gehouden in de p.i. Vught is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens een poging om een medegedetineerde met een stoelpoot te slaan.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt (schriftelijk) toegelicht.
Klager heeft de werkmeesters gewaarschuwd door om hulp te roepen. Hij kon de ruimte niet verlaten zonder langs zijn aanvaller te gaan. Deze stond bij de deur. De beklagcommissie had dit moeten onderzoeken.
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is navraag gedaan bij de medewerkers die het verslag hebben opgemaakt. Daaruit kwam naar voren dat klagers lezing over aanleiding en verloop van het voorval niet kon kloppen. Om die reden is aan klager de onderhavige disciplinaire straf opgelegd.
3. De beoordeling
Door klager is aangevoerd dat er sprake was van een noodweersituatie en dat hij om die reden niet disciplinair had mogen worden bestraft.
Uit het procesdossier noch uit hetgeen in beklag en beroep naar voren is gebracht, is aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een situatie waarin klager werd aangevallen en hij zich mocht verdedigen. Het beroep op noodweer wordt daarom
verworpen.
Hetgeen in beroep overigens is aangevoerd, kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 mei 2014
secretaris voorzitter