Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3312/GA, 7 januari 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3312/GA

betreft: [klager] datum: 7 januari 2014

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.G.L. Bovens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 september 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Breda,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2013, gehouden in de p.i. Vught, zijn klagers raadsvrouw en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Breda, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Bij brief van 23 december 2013 heeft de beroepscommissie de directeur om nadere inlichtingen verzocht. De directeur heeft hier bij brief van 30 december 2013 op gereageerd. Een afschrift van deze reactie is aan klager en zijn raadsvrouw gezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, omdat in klagers cel een hesje met de opdruk “p.i. Breda” alsmede het DJI-logo en twee paar (werk)handschoenen zijn aangetroffen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht. Het hesje lag er al toen klager in zijn cel werd geplaatst en het personeel heeft hem gezegd dat hij het mocht laten liggen.
Zijn cel is daarna verschillende keren geïnspecteerd zonder enige opmerking over het hesje. De werkmeester was op de hoogte van de handschoenen. Ook hier is nooit iets van gezegd. Er is bewaardersarrest toegepast en dat heeft te lang geduurd. Klager is
blijkens het schriftelijke verslag van 13 augustus 2013 om 13.20 uur ingesloten en de disciplinaire straf is op 14 augustus 2013 om 11.25 uur ingegaan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het is zeer onwaarschijnlijk dat het hesje al in de cel aanwezig was toen klager daarin werd geplaatst en dat het personeel
klager zou hebben toegelaten het hesje onder zich te houden. Klager is verantwoordelijk voor de spullen die zich op zijn cel bevinden. Bij brief van 30 december 2013 heeft de directeur met betrekking tot de duur van het bewaardersarrest bericht dat het
schriftelijk verslag weliswaar vermeldt dat klager is ingesloten in afwachting van afhandeling van het verslag, maar dat dit een standaardzin is. Klager werd ingesloten, omdat hij terugkwam van een activiteit. Navraag bij het afdelingshoofd leert dat
klager met het dagprogramma heeft meegedraaid tot de afhandeling van het schriftelijk verslag op 14 augustus 2013 om 11.25 uur en dat geen sprake is geweest van een bewaardersarrest. Indien sprake is van een bewaardersarrest, wordt dit vastgelegd in de
dagrapportage en dat is niet het geval.

3. De beoordeling
De stelling dat het bewaardersarrest te lang heeft geduurd, volgt de beroepscommissie niet. Mede in het licht van het nadere bericht van de directeur acht de beroepscommissie het niet aannemelijk dat bewaardersarrest is toegepast. Ook hetgeen overigens
in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Gelet op voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden
bevestigd met aanvulling van gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 7 januari 2014

secretaris voorzitter

Naar boven