Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/1327/GA, 29 oktober 2013, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/1327/GA

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2013

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.E. Koumans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 april 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 oktober 2013, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn juridisch adviseur [...], [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de penitentiaire inrichtingen
(p.i.) Veenhuizen en [...], juridisch medewerker bij voormelde p.i.
Klagers raadsvrouw, mr. S.G.E. Koumans, heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk medegedeeld niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft :
a. het niet mogen invoeren van een tweede pan om zelf (hindoeïstisch) eten te kunnen koken (klachtnrs. 90, 94, 100, 102 en 108);
b. het niet door de inrichting op de hoogte worden gesteld van de datum van een overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (klachtnrs. 91en 110);
c. het aanbieden van onvoldoende voeding aan klager doordat de kooktoestellen defect waren (klachtnr. 92);
d. een disciplinaire straf van intrekking van één uur van het eerstvolgende verlof in verband met het te laat terugkeren van verlof (klachtnrs. 93, 95, 96 en 104);
e. een verkeerd reisschema ten aanzien van het verlof (klachtnrs. 97 en 98);
f. de te late binnenkomst na een overplaatsing vanuit de locatie Westlinge (klachtnr. 99);
g. het verscheuren van klacht- en verzoekbriefjes door het personeel (klachtnr. 101);
h. het ontvangen van te weinig maaltijden (klachtnr. 103)
i. het niet kunnen doen van een aangifte van een misdrijf (klachtnummer 105);
j. het niet direct kunnen benaderen van de geestelijk verzorger (pandit) (klachtnrs. 106 en 107);
k. onduidelijkheid rond de komst van de maandcommissaris (klachtnr. 109);
l. het gedurende één week niet kunnen beschikken over medicatie (ibuprofen) (klachtnr. 111);
m. het moeten douchen met koud water (klachtnr. 112); en
n. een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten (een terreingebod) wegens het overtreden van de voorwaarden voor weekeindverlof (klachtnr. 125).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard ten aanzien van de onderdelen a, b, c, h, j, m en n en klager voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers beroep is met name gericht tegen onderdeel n van het beklag. Hij handhaaft het beroep ten aanzien van de overige klachten. Klager heeft voorts nog het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Er is binnen de inrichtingen een beleid met betrekking tot omgang met hindoestaanse gedetineerden. De locatie Groot Bankenbosch respecteert dat beleid niet. Klager is van mening dat hij op grond van zijn geloofsovertuiging aanspraak kan maken op twee
eigen pannen. Hij mocht echter maar één pan invoeren. Klager kon – door zijn geloofsovertuiging – geen gebruik maken van de door de cateraar aangeboden maaltijden.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager is niet goed op de hoogte gesteld van de plannen van de inrichting met betrekking tot een eventuele verdere fasering van zijn detentie. Klager had in eerste instantie begrepen dat men hem eerder had willen doorfaseren. Vervolgens gaf de
inrichting aan dat men klager eerst nog drie maanden wilde observeren alvorens een advies te geven.
Ten aanzien van onderdeel c:
Klager kon geen gebruik maken van de kooktoestellen omdat zij defect waren. Hij heeft er een belang bij om zelf te kunnen koken. Klager is Hindoestaan en daarom zijn er bepaalde hygiëneregels ten aanzien van zijn maaltijden.
Ten aanzien van onderdeel d:
Klager had van de inrichting toestemming gekregen om later terug te keren van verlof. Klager moest een luchtvaartexamen afleggen. Omdat het Koninginnedag was, had klager vertraging opgelopen bij zijn terugkeer. Feitelijk kwam klager drie minuten te
laat
bij de inrichting. Omdat er bij binnenkomst administratieve handelingen moesten worden verricht, werd hij 15 minuten later ingeschreven dan het voorgeschreven meldingsmoment.
Ten aanzien van onderdeel e:
Het door de inrichting voor het verlof gegeven reisschema, met name de tijd waarop hij de inrichting mocht verlaten, was voor klager onmogelijk. Hij kon daardoor zijn trein niet halen.
Ten aanzien van onderdeel f:
Klager had van de locatie Westlinge toestemming gekregen om zich later te melden. Van die toestemming heeft klager een schriftelijk bewijsstuk. Hij kan dat desgewenst overleggen.
Ten aanzien van onderdeel g:
Klager is van mening dat het inrichtingspersoneel beter moet worden aangestuurd door de directeur. Klachtenbrieven van klager zijn door het personeel verscheurd. Dat vindt klager kwalijk. Daardoor heeft een aantal van zijn klachten de beklagcommissie
nooit kunnen bereiken.
Ten aanzien van onderdeel h:
Klager handhaaft hetgeen in beklag is aangevoerd.
Ten aanzien van onderdeel i:
Klager kreeg geen toestemming om met de politie te bellen. Klager wilde aangifte doen. De politie mocht kennelijk niet op het terrein van de inrichting komen. Hierdoor is klagers mogelijkheid om aangifte te doen, gefrustreerd.
Ten aanzien van onderdeel j:
Klager was niet in de gelegenheid om de geestelijk verzorger, de Pandit, rechtstreeks te benaderen. Hij heeft recht op contact met de geestelijk verzorger.
Ten aanzien van onderdeel k:
Klager blijft bij zijn klacht ten aanzien van de onduidelijkheid van momenten waarop de maandcommissaris in de inrichting zou komen.
Ten aanzien van onderdeel l:
Klager had medicatie voorgeschreven gekregen in de locatie Westlinge in Heerhugowaard. Hem werd die medicatie in de locatie Groot Bankenbosch niet direct verstrekt. De medische dienst diende die medicatieverstrekking eerst te beoordelen. Daardoor is
hem
enige tijd niet de voorgeschreven medicatie verstrekt.
Ten aanzien van onderdeel m:
Klager kon zich in de periode dat de douches defect waren niet douchen. Ook andere gedetineerden hebben dit ondervonden.
Ten aanzien van onderdeel n:
Klager is van mening dat er sprake is van een valselijk opgemaakt verslag. Het personeel heeft vertrouwelijke gesprekken met klagers advocaat afgeluisterd. Naar aanleiding daarvan is hij overgeplaatst naar de p.i. Almere. Klager heeft dat verslag op 22
november 2012 ontvangen. Hij is van mening dat het selectieadvies vol staat met onwaarheden. Klager is dan ook niet akkoord gegaan met de inhoud van dat selectieadvies. De aan klager opgelegde ordemaatregel is ook onterecht opgelegd, zulks naar
aanleiding van een melding van buiten de inrichting. Klager weet zeker dat zijn neef die melding nooit heeft gedaan. Het verhaal over klagers wens om naar Duitsland te gaan is onjuist. Hij is nog steeds in het bezit geweest van een wapenvergunning.
Klager is op basis van een ‘nepzitting’ in hechtenis genomen. Die zitting heeft feitelijk nooit plaats gevonden. Klager heeft dat te horen gekregen van het Openbaar Ministerie. Een en ander kan worden geverifieerd bij het Gerechtshof in Leeuwarden.
Klager verbleef indertijd in de locatie Westlinge en is van daaruit ten onrechte overgeplaatst naar de locatie Bankenbosch. Klager is overgeplaatst omdat er sprake was van een poging om hem te vermoorden. Klager heeft daarvan aangifte willen doen, maar
dat werd hem niet toegestaan. Toen klager werd overgeplaatst van Westlinge naar Bankenbosch, is hem gezegd dat hij de in Westlinge verworven rechten zou kunnen behouden.
Klager zou het boek van de detentie graag willen sluiten.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
De directeur persisteert bij hetgeen eerder door is aangevoerd. Op zich is er geen verplichting van de inrichting om klager in de gelegenheid te stellen zelf te koken. De inrichting heeft dat klager bij wijze van gunst toegestaan.
Ten aanzien van onderdeel b:
Klager is regelmatig door het personeel gesproken over zijn doorfasering. Hij is voldoende serieus genomen. Mogelijk kon hij zich niet met de opvatting van de inrichting verenigen. Daar kan de directeur echter niets aan doen.
Ten aanzien van onderdeel c:
De directeur volhardt in de eerder tegenover de beklagcommissie gegeven reactie.
Ten aanzien van onderdeel d:
Als een gedetineerde van mening is dat hij buiten eigen schuld te laat terugkeert van verlof, dient hij bewijsstukken te overleggen van de reden van die verlate terugkomst. Klager heeft dat niet gedaan en kwam 15 minuten te laat terug.
Ten aanzien van onderdeel e:
De directeur stelt zich op het standpunt dat hier geen sprake is van een beslissing als bedoeld in art. 60 van de Pbw. Klager zou daarom alsnog niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Ten aanzien van onderdeel f:
De directeur stelt zich op het standpunt dat het vooraf vastgestelde reisschema in gevallen als het onderhavige leidend is. Niet is gebleken dat klager toestemming had om later terug te keren.
Ten aanzien van onderdeel g:
De directeur handhaaft hetgeen eerder is aangevoerd. Volgens de directeur worden geen klachtenbrieven door het personeel verscheurd.
Ten aanzien van onderdeel h:
De directeur handhaaft hetgeen eerder tegenover de beklagcommissie is aangevoerd.
Ten aanzien van onderdeel i:
De directeur handhaaft hetgeen eerder tegenover de beklagrechter naar voren is gebracht. Klager had telefonische aangifte kunnen doen. Ook had hij zelf tijdens het weekeinde aangifte kunnen doen. Op dat moment was nog niet duidelijk dat klager toen
niet
met weekeindverlof mocht. De directeur gaat niet over eventuele aanwezigheid van politieambtenaren in de inrichting. Dat is een keuze van de politie. De directeur weet dat in uitzonderlijke gevallen de politie naar de inrichting komt voor aangifte c.q.
onderzoek.
Ten aanzien van onderdeel j:
De directeur persisteert bij hetgeen bij de beklagcommissie naar voren is gebracht.
Ten aanzien van onderdeel k:
Gedetineerden krijgen te horen wanneer de maancommissaris in de inrichting aanwezig zal zijn. Zij kunnen zich vervolgens opgeven voor een gesprek met die maandcommissaris.
Ten aanzien van onderdeel l:
De directeur handhaaft hetgeen tegenover de beklagcommissie naar voren is gebracht.
Ten aanzien van onderdeel m:
Het is mogelijk dat er op enig moment sprake was van een mankement aan de douchevoorziening. Anders dan klager aanvoert was dat geen veel voorkomende situatie. De directeur is van mening dat dit geen klachtwaardig voorval is geweest.
Ten aanzien van onderdeel n:
een selectieadvies is geen beslissing van de directeur als bedoeld in art. 60 van de Pbw. Tegen de selectiebeslissing kan in een afzonderlijke procedure bezwaar en beroep worden aangetekend. Klager verbleef in een beperkt beveiligde inrichting. Wij
kregen het signaal dat hij voornemens was om tijdens een verlofmoment naar het buitenland te gaan. Dat is niet toegestaan. Klager heeft dit voornemen ook tegenover inrichtingspersoneel erkend. Een en ander heeft geleid tot onderhavig advies aan de
selectiefunctionaris.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van de onderdelen a, b, c, e, f, g, h, i, j, k, l en m naar voren is gebracht kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het
beroep
zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard, met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie.

Ten aanzien van onderdeel d:
Voldoende aannemelijk is geworden dat klager, na een verlof op 18 september 2012, te laat is teruggekeerd in de inrichting. Voorts is voldoende aannemelijk dat klager, die heeft gesteld vertraging te hebben ondervonden met het vervoer, van de reden
voor
die vertraging geen verklaring namens de vervoerder heeft kunnen overleggen. Dit rechtvaardigt op zich de oplegging van een disciplinaire straf als de onderhavige. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de directeur, bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie van dat onderdeel van het
beklag.

Ten aanzien van onderdeel n van het beklag:
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat de directeur, kort voorafgaand aan een verlofmoment van klager, informatie heeft ontvangen op grond waarvan moest worden gevreesd dat klager het verlof zou (gaan) gebruiken voor niet
toegestane
doeleinden. Met name kon worden gevreesd dat klager dat verlof zou gebruiken om naar het buitenland te reizen. Gelet daarop kon de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in redelijkheid beslissen aan klager de onderhavige
ordemaatregel op te leggen, waardoor klagers (regimaire) verlof geen doorgang kon vinden. Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere oordeel dan dat van de
beklagcommissie. Het beroep zal daarom ook ten aanzien van dit onderdeel van het beklag ongegrond worden verklaard, met bevestiging van de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 oktober 2013

secretaris voorzitter

Naar boven