Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0819/JA, 2 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/819/JA

betreft: [klager] datum: 2 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak van 24 februari 2014 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op 19 juli 1998, verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 mei 2014, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, Locatie Eikenstein te Zeist, zijn namens de inrichting gehoord [...], directeur behandeling, en [...], jurist.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de uitsluiting van vijf avondrecreaties vanwege de vondst van twee sigarettenfilters en een afgebrande lucifer in klagers prullenbak.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van
€ 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager was op school toen de rookwaar op zijn kamer werd aangetroffen. De rookwaar kan door iemand anders in klagers prullenbak zijn gedaan als klager de deur van zijn kamer niet dicht heeft gedaan. Hij is daar zelf verantwoordelijk voor. Jongeren
weten
dat omdat zij daarop zijn gewezen. Bij het dichtdoen valt de deur automatisch in het slot.
Vroeger werd het bezit van rookwaar disciplinair bestraft. Daar roken en drugsbeleid bij de teamleider en de gedragswetenschapper horen, is destijds overgegaan op het door de teamleider opleggen van een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten
met
een duur van 24 uur. Het is namelijk inhoudelijk juist als de teamleider zelf kan beslissen en daarvoor de directeur niet nodig is. Het gaat om een pedagogische maatregel binnen de sfeer van het drugsbeleid en dat is ook zo in het drugsbeleid van de
inrichting opgenomen. Omdat jongeren in die 24 uur niets meer deden, is vervolgens overgegaan op het opleggen van een ordemaatregel van uitsluiting van één tot vijf avondrecreaties opdat de jongeren met die maatregel nog wel naar school kunnen gaan.
Dit
strookt niet helemaal met de wet, maar de maatregel valt ook niet onder het pedagogisch programma als bedoeld in artikel 23, derde lid, Bjj. Uitsluiting van vijf avondrecreaties komt qua duur niet boven het in artikel 24 Bjj gegeven maximum voor de
uitsluiting van activiteiten. De maatregel wordt niet verlengd. Disciplinaire straffen worden alleen nog opgelegd voor ernstige zaken, zoals onderling geweld en geweld naar personeelsleden. Aan klager is derhalve een ordemaatregel opgelegd. Dat klager
dat als een straf heeft ervaren maakt dat niet anders. Ook een pedagogische maatregel wordt door jongeren vaak als een straf ervaren.
Op het aan klager uitgereikte formulier is per abuis niet eenduidig aangegeven of het een ordemaatregel of een disciplinaire straf betrof. Uit intern onderzoek naar de wijze van verslaglegging van de ordemaatregel is gebleken dat de betrokken
teamleider
de informatie wel correct heeft ingevoerd, maar dat dit niet als zodanig op het uiteindelijke formulier is gekomen. Verwezen wordt naar de bijgevoegde printscreen. Het gaat om nieuwe software en deze verwerkingsfout was nog niet eerder aan de orde
geweest. De verwerkingsfout is gemeld bij de beheerder van het systeem. De teamleiders is gevraagd het formulier handmatig bij te werken zolang deze verwerkingsfout niet is hersteld.
In de dagrapportage staat dat klager een sanctie is aangezegd, maar het personeel op de werkvloer spreekt van een sanctiebeleid dat bestaat uit het opleggen van een ordemaatregel of een disciplinaire straf. Het personeel op de werkvloer weet het
verschil daartussen vaak niet.
Nu de ordemaatregel niet onrechtmatig is en niet onbevoegd is opgelegd, is er geen aanleiding om klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk dat contrabande op klagers kamer is aangetroffen en dat klager daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. De contrabande is aangetroffen op het moment dat klager naar
school was. Klager is zelf verantwoordelijk voor zijn kamer. Anderen hebben de contrabande niet op klagers kamer kunnen leggen als klager de deur van zijn kamer dicht had gedaan waardoor immers de deur automatisch in het slot zou zijn gevallen.

Verder is voldoende aannemelijk geworden dat bedoeld was overeenkomstig het in de inrichting gevoerde beleid aan klager vanwege de vondst van verboden rookwaar in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting een ordemaatregel
van uitsluiting van activiteiten op te leggen, maar dat dit niet eenduidig is aangegeven op de schriftelijke mededeling van de beslissing. De teamleider is bevoegd een dergelijke ordemaatregel op te leggen.

Uitsluiting van activiteiten als ordemaatregel is volgens de wet alleen mogelijk op grond van artikel 24 Bjj. Daarin is in het tweede lid bepaald dat de uitsluiting in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting ten hoogste twee dagen duurt
en
dat deze uitsluiting telkens voor ten hoogste twee dagen door de directeur kan worden verlengd als de noodzaak daartoe nog bestaat.

De directeur heeft verklaard dat aanvankelijk een ordemaatregel van uitsluiting van bepaalde activiteiten voor de duur van 24 uur werd opgelegd, maar dat die 24 uur is opgesplitst in uitsluiting van één tot vijf avondrecreaties zodat de jongeren met de
ordemaatregel naar school kunnen gaan. Ook aan klager is deze ordemaatregel opgelegd.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is dat volgens de wettelijke regeling niet toegestaan. Binnen de regels van artikel 24 Bjj is het wel mogelijk om een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten voor de duur van twee avonden op te leggen, en
deze bij daartoe bestaande noodzaak telkens met twee avonden door de directeur te verlengen.

De aan klager opgelegde maatregel is daarom in strijd met de wet.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, prof. dr. F. Boer en dr. J.J. Kole, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 2 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven