Nummer: 14/935/GB
Betreft: [klager] datum: 30 mei 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.H. van den Elzen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 maart 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 1 maart 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing is niet met voldoende redenen omkleed. Gesteld wordt dat er een hoge mate van recidiverisico is en dat klager in het verleden geweld niet heeft geschuwd. Hoe dit is gebleken, is niet vermeld en daar moet naar geraden worden. Het is
derhalve onmogelijk hier verweer tegen te voeren. Reeds om die reden kan de beslissing niet in stand blijven. Niet duidelijk wordt waarom klager niet aan een p.p. zou kunnen deelnemen. Raadsman en klager beschikken niet over onderliggende stukken.
Verzocht wordt om een termijn te gunnen om na ontvangst van alle relevante stukken nadere gronden in te dienen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft het verzoek gedaan om klager in aanmerking te laten komen voor een p.p. dat zou bestaan uit plaatsing bij Exodus Leiden, een officieel erkend p.p. met een 24-uurs voorziening. Gedetineerden die daar in het
kader
van een p.p. worden geplaatst worden niet onder elektronisch toezicht geplaatst. Exodus Leiden zorgt voor invulling van het verplichte dagprogramma. Op basis van adviezen namens de directeur en de reclassering, Victas centrum voor verslavingszorg, is
het verzoek afgewezen. Meegewogen is de fictieve einddatum detentie, te weten: 6 maart 2015.
Uit de reclasseringsrapportage blijkt dat klager is veroordeeld voor een overval en witwassen. Er is sprake van slachtoffers. Het uittreksel uit het justitieel documentatieregister bedraagt tien pagina’s. Bij de gepleegde delicten is meermaals sprake
van een geweldscomponent. Klager beschikte niet over zelfstandige huisvesting, had financiële problemen (schulden), gebruikte regelmatig drugs, was werkloos en begaf zich in een milieu waar criminaliteit niet ongewoon was. Hij bleek niet in staat
problemen zelf op te lossen wegens gebrek aan sociale vaardigheden. Uit de reclasseringsrapportage volgt dat het recidiverisico hoog-gemiddeld wordt ingeschat, dat het risico op ontrekken aan voorwaarden hoog is en dat er een risico op letselschade is
voor willekeurige personen. Onvoldoende is gebleken dat Exodus bereid is om gebruik te maken van een GPS-controlemiddel. Gelet op de risico’s en het feit dat klager nog geen vrijheden heeft genoten, was het voorgestelde p.p. nog te vroeg. Inmiddels is
een positieve beslissing op een verlofverzoek ontvangen. Met de p.i. is afgesproken dat, indien het verlof goed verloopt, er een nieuw voorstel voor een p.p. kan worden ingediend. Klager is inmiddels onherroepelijk veroordeeld en zijn einddatum is
thans
3 juli 2014.
Uit de telefonische inlichtingen d.d. 21 mei 2013 van een b.s.d.-medewerker van de p.i. Nieuwegein volgt dat er een nieuw voorstel p.p. is opgemaakt en dat dit besproken zal worden in het MDO van 5 juni 2014.
4. De beoordeling
4.1. In het kader van de beroepsprocedure zijn alle stukken aan klager en de raadsman verstrekt en is aan hen gelegenheid geboden om schriftelijk op deze stukken te reageren.
4.2. Door klagers raadsman is aangevoerd dat in de bestreden beslissing is vermeld dat er sprake is van een hoog recidiverisico en dat klager in het verleden geweld niet heeft geschuwd, maar dat deze stellingen niet zijn gemotiveerd.
De beroepscommissie is van oordeel dat de redenen voor afwijzing van het verzoek summier in de beslissing zijn vermeld en dat uit de overgelegde stukken, die ook aan klager en zijn raadsman zijn verstrekt, de nadere onderbouwing van de beslissing
volgt.
4.3. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.4. Uit de stukken volgt dat verzocht is om klager in een p.p. bij Exodus Leiden te plaatsen, dat daarbij geen elektronisch toezicht mogelijk was en ook niet vaststond dat een controlemiddel zoals GPS door Exodus zou worden gebruikt. In verband met
het door de reclassering geschatte hoog-gemiddeld recidiverisico, het lange strafblad van klager, schulden, druggebruik en het feit dat klager nog geen verlof was verleend, is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden
gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of kan onbillijk worden aangemerkt. Overigens is volgens telefonische mededeling van het b.s.d. bij de p.i. Nieuwegein
inmiddels
na een goed verlopen verlof een nieuw voorstel ingediend voor een p.p. dat binnenkort in het MDO zal worden besproken.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 30 mei 2014.
secretaris voorzitter