Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4340/GA, 1 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4340/GA

betreft: [klager] datum: 1 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[klager], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 november 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, waarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

In verband met de veiligheidseisen omtrent het vervoer, kon klager niet naar de zitting van de beroepscommissie 8 april 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, worden vervoerd. Klager is daarom op 27 maart 2014 door een lid van de Raad
in de p.i. Vught gehoord. Hiervan is een verslag opgemaakt dat aan klager en de directeur is verzonden.
De directeur heeft schriftelijk aangegeven niet ter zitting van de beroepscommissie op 8 april 2014 te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat het personeel klagers brief aan de RSJ niet heeft verzonden.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager geen tegemoetkoming toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt –zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming. Als het schorsingsverzoek tijdig was ingediend, was het waarschijnlijk
toegewezen. De RSJ heeft klager in beroep namelijk gelijk gegeven. Een brief aan de RSJ hoeft niet gefrankeerd te worden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard omdat de envelop (met daarin een schorsingsverzoek aan de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming) slechts in aanwezigheid van klager geopend had mogen worden. Het openen van klagers
post
is echter aan de orde in beklag met LW 2013-225 en het onderhavige beklag (LW 2013-224) ziet op het niet verzenden van klagers post. Nu gebleken is dat klagers post niet was gefrankeerd en de directeur in beklag heeft aangevoerd dat klager er niet bij
had gezegd dat het om een schorsingsverzoek ging dat moest worden gefaxt, ziet de beroepscommissie geen aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven