Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3521/GA, 14 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3521/GA

betreft: [klager] datum: 14 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een voorgenomen beslissing van 22 oktober 2013 van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Amsterdam,

alsmede van de onderliggende stukken,

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 maart 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J.A. van de Laar, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en
[...], Chef de Clinique, van het PPC te Amsterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de voorgenomen beslissing
De directeur heeft ten aanzien van klager toestemming verleend tot het verrichten van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het standpunt van klager nader toegelicht.
Aanvullend op het beroepschrift wordt nog het volgende naar voren gebracht. Klager kan inderdaad zo nu en dan verward overkomen. Hij wil echter uit principe geen gedwongen medicatie. Klagers strafzaak wordt inmiddels behandeld in hoger beroep. In die
zaak is door het Pieter Baan Centrum gerapporteerd dat klager op zich begeleidbaar is. Daarom kan de vraag worden gesteld naar de noodzaak voor het toepassen van dwangmedicatie. Zijn er geen andere mogelijkheden? Klager is bereid mee te werken aan
alternatieve vormen van begeleiding. Met klager had bijvoorbeeld gesproken kunnen worden over alternatieve medicatie. Klager gebruikt nu op vrijwillige basis een aantal medicijnen. Klager komt door die medicatie meer toe aan zelfreflectie. De raadsman
stelt zich op het standpunt dat het beroep is gericht tegen de definitieve beslissing. Klager wil graag een ambulante behandeling teneinde terug te kunnen keren in de samenleving.

Door en namens de directeur is het standpunt van de inrichting nader toegelicht.
Het beroep ziet op de voorgenomen beslissing tot toepassing van dwangbehandeling in oktober 2013. Die behandeling is inmiddels gestart. In verband met bijwerkingen is er in overleg met klager andere medicatie aan hem voorgeschreven. De inrichting is
redelijk tevreden met betrekking tot de resultaten van die behandeling. Het gewenste eindresultaat is echter nog niet behaald. Daarom is de beslissing tot toepassing van dwangmedicatie in januari 2014 verlengd. Uiteindelijk doel van de behandeling is
dat klager vrijwillig medicatie zal gaan gebruiken.

3. De beoordeling
Op 22 oktober 2013 heeft de directeur van het PPC Amsterdam kenbaar gemaakt dat hij voornemens is bij klager een dwangbehandeling toe te passen. Dit gezien het psychiatrisch ziektebeeld van klager en het oordeel van de psychiater dat de mogelijkheid
bestaat dat zonder een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw het gevaar dat de stoornis van zijn geestvermogens klager doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Op 25 oktober
2013 heeft klager een verzoek tot schorsing van de voorgenomen beslissing ingediend. Op 28 oktober 2013 heeft de voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Pbw, dit verzoek afgewezen omdat naar het voorlopig
oordeel
van de voorzitter voldoende aannemelijk was dat er sprake was van noodzaak tot het toepassen van dwangmedicatie.

De beroepscommissie heeft bij uitspraken van 3 december 2013, waaronder 13/2626/GA, geoordeeld dat enkel de beslissing op grond van artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw, aan beroep onderhevig is. Alleen in het geval beroep openstaat is, gelet op
artikel 73, vierde lid, van de Pbw, de in artikel 66 van de Pbw voorziene mogelijkheid van schorsing van overeenkomstige toepassing. Nu tegen de voorgenomen beslissing tot dwangbehandeling geen beroep openstaat, betekent dit dat – voor zover dat gelet
op de aard van het voornemen al mogelijk zou zijn – van een voorgenomen beslissing geen schorsing kan worden gevraagd.

Nu klager beroep heeft ingesteld tegen de beslissing als bedoeld in artikel 22e, eerste lid, van de Penitentiaire maatregel, van 22 oktober 2013 en de wet niet voorziet in de mogelijkheid een rechtsmiddel aan te wenden tegen een dergelijke beslissing,
zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

Het door en namens klager gevoerde verweer, dat het beroep gericht is tegen de definitieve beslissing tot toepassing van dwangmedicatie, kan niet slagen. Het beroepschrift, dat in het schorsingsverzoek van 25 oktober 2013 is verwoord, dateert immers
van
voor de datum van de definitieve beslissing van de directeur.

4. De uitspraak
de beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. U.P. Burke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 april 2014

Secretaris voorzitter

Naar boven