nummer: 13/4026/TA
betreft: [klager] datum: 16 mei 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 29 november 2013 van de beklagcommissie bij FPC van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam is klagers raadsman mr. D.W.H.M. Wolters gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft
hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Als toehoorder was aanwezig mr. F. Groeneveld, werkzaam bij de Raad.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het nog steeds gebruikmaken van een financiële commissie waarin tevens medepatiënten plaatshebben bij het beheer van klagers financiën.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij uitspraak 12/3725/TA van 4 april 2013 heeft de beroepscommissie geoordeeld dat het niet is toegestaan dat de financiële commissie kennis neemt van
de financiële gegevens van klager. Het was toen duidelijk dat klager niet was gediend van kennisneming van zijn financiële gegevens door die commissie. Het door klager ingediende financiële plan bestond al vóór 4 april 2013 en bevat informatie die
vertrouwelijk is. Klagers raadsman heeft het door de inrichting aan de beklagcommissie nagezonden financiële plan van klager niet gezien. De beklagcommissie vermeldt in haar uitspraak dat daarin een aantal zaken staat vermeld, zoals of klager schulden
heeft, wat het weekgeld bedraagt en hoeveel geld er naar de transmurale rekening wordt overgemaakt. Klagers raadsman is van mening dat er van mag worden uitgegaan dat de door de beklagcommissie verstrekte informatie juist is.
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep hetzelfde standpunt ingenomen als tegenover de beklagcommissie en dit standpunt verder niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft bij uitspraak 12/3725/TA van 4 april 2013 het beklag van klager over kennisneming van zijn financiële gegevens door patiënten in de financiële commissie gegrond verklaard.
Naar aanleiding van deze uitspraak krijgen patiënten in de financiële commissie geen inzage meer in rekeningen van medepatiënten, maar alleen nog inzage in het financiële plan van verpleegden.
Vast staat dat het financiële plan van klager in de financiële commissie is besproken nadat de beroepscommissie de hiervoor vermelde uitspraak had gedaan. De beklagcommissie heeft in haar beslissing overwogen dat in het door haar ontvangen afschrift
van
het financiële plan van klager vermeld staat of hij schulden heeft, wat zijn weekgeld bedraagt en hoeveel geld er naar de transmurale rekening wordt gestort. Nu deze gegevens betrekking hebben op de persoonlijke financiële situatie van klager, hebben
zij een vertrouwelijk karakter en is de inrichting verplicht deze gegevens op grond van artikel 80 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden geheim te houden. Dit betekent dat deze gegevens niet zonder toestemming van klager in de
financiële commissie, waarin patiënten zitting hebben, besproken mochten worden.
Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichting, in het licht van klagers eerdere beklag en de gegrondverklaring daarvan, er niet zonder meer van uit had mogen gaan dat klager instemde met bespreking van zijn
financiële plan in de financiële commissie. De inrichting had klager daarvoor expliciet toestemming moeten vragen. Nu de inrichting dat niet heeft gedaan, heeft zij haar geheimhoudingsplicht tegenover klager geschonden.
Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 25,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 25,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 16 mei 2014.
secretaris voorzitter