Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4138/TA, 16 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Activiteiten  v

Uitspraak

nummer: 13/4138/TA

betreft: [klager] datum: 16 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 november 2013 van de beklagcommissie bij FPC van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam is klagers raadsman mr. D.W.H.M. Wolters gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft
hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Als toehoorder was aanwezig mr. F. Groeneveld, werkzaam bij de Raad.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a) het niet uitreiken van de schriftelijke mededelingen van plaatsing in de herstelkamer c.q. separatie
b) het verblijf in een kamer zonder intercom of bel
c) het niet luchten.

De beklagcommissie heeft onderdeel a van het beklag gegrond verklaard zonder toekenning van een tegemoetkoming en het beklag op de onderdelen b en c ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
a) Klager wenst een tegemoetkoming van € 10,= vanwege het feit dat de beslissingen niet zijn uitgereikt. In de strafrechtspraktijk is het gebruikelijk te vermelden dat is geprobeerd uit te reiken en uitreiking is geweigerd.
b) Klager verbleef van 25 tot 27 september 2013 op een kamer die niet met een bel of intercom was uitgerust. Klager ontkent in alle toonaarden dat hij toen over een telefoon beschikte. Nu niet meer kan worden nagegaan of klager daadwerkelijk beschikte
over een telefoon, moet er van worden uitgegaan dat klager in die periode niet in contact met de staf kon komen. Klagers raadsman hoort vaker klachten van cliënten over de bereikbaarheid van het personeel van de inrichting.
c) Vast staat dat klager op 28 september 2013 niet heeft kunnen luchten. Ook overigens is hem niet de mogelijkheid geboden te luchten. Het vermelden van het luchten op het programma is niet gelijk aan het concreet mogelijk maken van het luchten.
Onduidelijk is waarom het luchten op 28 september 2013 geen doorgang kon vinden. Volgens de inrichting was klager niet voor rede vatbaar, kon klager de veiligheid van het team niet toezeggen en wilde klager het tijdens de overbrenging naar de separeer
-
dat op 27 september 2013 plaatsvond - op knokken laten aankomen. Klager had op 28 september 2013 een zespersoonsbegeleiding. Onduidelijk is of er onvoldoende begeleiding voor het luchten was of dat het luchten geen doorgang kon vinden vanwege de
zespersoonsbegeleiding. Er was volgens klager op 28 september 2013 geen sprake van een concrete noodsituatie. Bovendien vraagt klager zich af waarom het luchten anders niet op een later op de dag gelegen tijdstip had kunnen plaatsvinden.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep hetzelfde standpunt ingenomen als tegenover de beklagcommissie en dit standpunt verder niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag met betrekking tot het niet toekennen van een tegemoetkoming is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
Voldoende aannemelijk is immers dat het personeel de schriftelijke mededelingen aan klager heeft willen uitreiken, maar dat klager de uitreiking heeft geweigerd. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel b van het beklag wordt het volgende overwogen. Volgens artikel 8 van de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen is de persoonlijke verblijfsruimte voorzien van een voorziening waarmee vanuit
de persoonlijke verblijfsruimte te allen tijde met een personeelslid of medewerker van de inrichting contact kan worden opgenomen.
Vast staat dat niet is vast te stellen of klager in de periode van 25 tot 27 september 2013 tijdens zijn verblijf op kamer 106 zonder bel of intercom de beschikking heeft gehad over een telefoon en dat klager ontkent een telefoon te hebben gehad. Gelet
daarop kan niet worden uitgesloten dat klager niet over een telefoon beschikte en dient het beklag gegrond te worden verklaard. Nu niet is gesteld of gebleken dat klager in die periode daadwerkelijk contact met het personeel had willen opnemen en
nadeel
heeft ondervonden van het feit dat hij daartoe niet in staat was, zijn er geen termen om aan klager vanwege de gegrondverklaring van het beklag een tegemoetkoming toe te kennen.

Ten aanzien van onderdeel c van het beklag overweegt de beroepscommissie het volgende.
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel c van het beklag is aangevoerd kan
- voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Gelet op de omstandigheid dat klager op 28 september 2013 in verband met de orde en veiligheid in
de
inrichting op een zespersoonsbegeleiding stond, is voldoende aannemelijk te achten dat sprake was van een heftige situatie, terwijl klager niet voor rede vatbaar was en de veiligheid naar het behandelteam niet kon toezeggen en hij het een dag eerder op
knokken met het personeel wilde laten aankomen. Onder die omstandigheden is het niet onredelijk of onbillijk te achten dat klager op 28 september 2013 geen gebruik heeft kunnen maken van het fundamentele recht op luchten.
Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende de onderdelen a en c ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake onderdeel b gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij wijst het verzoek om toekenning van een tegemoetkoming af.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 16 mei 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven