Nummer : 13/3549/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 31 oktober 2013
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. C.H. van Keulen, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van de artikelen 66, eerste lid, en 70, tweede lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde p.i. van 25 oktober 2013, inhoudende het verplichten tot
ondergaan van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d van de Pbw voor de duur van drie maanden, ingaande op 25 oktober 2013 om 10.00 uur en eindigend op 25 januari 2014 om 10.00 uur, omdat gezien het op verzoeker van toepassing zijnde
psychiatrische beeld zonder de behandeling aannemelijk is dat het gevaar ex artikel 46d sub a van de Pbw dat de stoornis van verzoekers geestvermogens doet veroorzaken niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 oktober 2013. Het schorsingsverzoek is tevens aangemerkt als beroepschrift als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Pbw.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld, in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waarbij zijn gevoegd de adviezen van de inrichtingspsychiater en een onafhankelijk psychiater wordt – naar
het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat er sprake is van noodzaak van het toepassen van een medische dwangbehandeling als bedoeld in artikel 46d van de Pbw. Dat verzoeker heeft aangegeven bereid te zijn om andere afspraken
te
maken met zijn behandelaars (het doen van onderzoek naar de mogelijkheid om in het kader van de BOPZ met een rechterlijke machtiging te worden opgenomen) en dat de behandeling zwaarder is dan het alternatief (innemen van Ritalin) waardoor de
behandeling
niet zou voldoen aan de eisen van doelmatigheid, doet niet af aan het vorenstaande. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 31 oktober 2013.
secretaris voorzitter