Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0747/GA, 19 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:19-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/747/GA

betreft: [...] datum: 19 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 9 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.P.F.Hoerns, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 3 april 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Nieuwegein te Utrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.P.F. Hoerns, en de heer [...], unit-directeur bijvoormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van één dag opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het meerdere malen telefoneren zonder toestemming.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt overeenkomstig de ter zitting overgelegde en aan deze uitspraak gehechte pleitnotitie toegelicht.

Klager heeft daar het volgende aan toegevoegd.
Ik wilde gaan bellen toen de bewaarder tegen mij zei dat ik niet toen, maar 'straks' mocht bellen, omdat we ingesloten werden. Toen we weer uitgesloten werden, dacht ik dat het toen misschien 'straks' was en dat ik mocht gaanbellen. Ik weet nu dat ik alleen tijdens de persoonlijke verzorging en de recreatie mag bellen, omdat mij dat inmiddels duidelijk gezegd is. Toen wist ik echter niet wanneer ik wel en niet mocht bellen. Ik verbleef toen pas één weekin de inrichting.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had geen toestemming om te bellen. In de inrichting wordt niet een heel strikt beleid gevoerd over het telefoneren, maar op bepaalde ogenblikken is er wel toestemming nodig om te bellen. Dit was ook al eerder aan klagergezegd en dit was volgens mij ook wel duidelijk voor hem.
Klager verbleef op een inkomstenafdeling. Daar is het een komen en gaan van gedetineerden en daardoor onoverzichtelijk. Als de gedetineerden uitgesloten worden voor het luchten, mag er niet gebeld worden omdat het anders nogonoverzichtelijker wordt. Dit is ook aan klager gezegd. Bij de afhandeling van het rapport heb ik nog aan personeel gevraagd of zij dit inderdaad aan klager gezegd hebben en zij bevestigden dit. Klager ontkende dit bij deafhandeling van het rapport. Door wie en wanneer hem gezegd is dat hij niet mocht bellen tijdens het uit- en insluiten, weet ik niet.

3. De beoordeling
Vaststaat dat in de inrichting geen strikt beleid wordt gevoerd met betrekking tot het telefoneren. Hiermee komt er een zwaardere druk te liggen op de directeur om de gedetineerden erover te informeren op welke momenten telefonerenin ieder geval niet is toegestaan. Onduidelijk is of klager voldoende is geïnformeerd over de momenten waarop hij niet mocht telefoneren.
De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande en nu klager pas één week in de inrichting verbleef, van oordeel dat er te veel twijfel bestaat over de vraag of klager op het moment dat hij ging telefoneren ervan op de hoogte wasdat telefoneren op dat moment niet was toegestaan. Voor het opleggen van een disciplinaire straf was gelet daarop onvoldoende aanleiding.
Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 7,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 19 augustus 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven