Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0397/GA, 14 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/397/GA

betreft: [klaagster] datum: 14 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 31 januari 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Ter Peel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de bejegening van klaagster door een personeelslid.

De beklagcommissie heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klaagster en de directeur
Klaagster heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klaagster heeft geen eerlijk proces gekregen. Zij heeft niet haar kant van het verhaal kunnen toelichten, omdat er verkeerde informatie is verstrekt.
In
de uitspraak van de beklagcommissie staat dat klaagster in vrijheid is gesteld. Dit is niet juist. Klaagster is wel op de zitting van de beklagcommissie verschenen, maar de directeur heeft haar gezegd dat de zitting was afgelast.

De directeur heeft het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Anders dan de beklagcommissie in de beslissing vermeldt, was klaagster ten tijde van de behandeling van de zaak op de zitting van de beklagcommissie niet in vrijheid gesteld en is zij, hoewel zij zich inspanningen heeft getroost om te verschijnen,
louter niet verschenen omdat zulks haar niet mogelijk was. Het niet horen van een voor een zitting opgeroepen en zich voor een zitting gemeld hebbende klager is een ernstig gebrek in de procedure, omdat de beklagcommissie in beginsel is gehouden een
opgeroepen klager die bereid is te verschijnen en zich daartoe daadwerkelijk gereed houdt te horen.
De beroepscommissie zal in het onderhavige geval om doelmatigheidsredenen het beklag alsnog zelf afdoen. Doorslaggevend daarbij is dat er geen enkele aanleiding bestond klaagster voor de zitting van de beklagcommissie op te roepen. Het beklag is immers
kennelijk niet-ontvankelijk nu geen sprake is van een beslissing door of namens de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Een klacht die uitsluitend bejegening betreft richt zich volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie
niet tegen een beslissing, maar tegen een feitelijk handelen. Gelet op artikel 64, eerste lid, van de Pbw was er in het licht van deze vaste rechtspraak geen enkele noodzaak klaagster in de gelegenheid te stellen mondeling opmerkingen te maken. De
beroepscommissie ziet daarin eveneens aanleiding de zaak af te doen zonder dat klaagster alsnog in beroep in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord. De beslissing van de beklagcommissie zal worden vernietigd en klaagster zal alsnog kennelijk
niet-ontvankelijk worden verklaard in het beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klaagster alsnog kennelijk niet-ontvankelijk in haar beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 14 mei 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven