Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0994/GM, 12 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:12-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/994/GM

betreft: [klager] datum: 12 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 11 maart 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager en de inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn zijn uitgenodigd ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2014, gehouden in de p.i. Vught, te worden gehoord. Klager en de inrichtingsarts hebben schriftelijk laten weten
niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 14 februari 2014, betreft het niet arbeidsongeschikt verklaren van klager, ondanks zijn gewrichtsklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht. Er is nooit naar klagers schouder en elleboog gekeken. Klager heeft geen gevoel in zijn duim. De zenuw in klagers duim is door glas beschadigd. Na binnenkomst in de inrichting is klager ZTA (ziek tijdens
arbeid) verklaard. Na zes weken hoort klager arbeidsongeschikt te worden verklaard. Klager kan niet lang zitten omdat hij last heeft van zijn knieën. Het lijkt net of klagers rechterschouder uit de kom zal raken. Klager heeft hier last van.

De inrichtingsarts verwijst voor zijn standpunt naar het verslag van bemiddeling van 11 maart 2014 van de medisch adviseur. Klager is inmiddels op psychologische gronden arbeidsongeschikt verklaard.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat arbeid in een penitentiaire inrichting niet hetzelfde karakter of dezelfde functie heeft als arbeid buiten de inrichting. In detentie wordt arbeid aangeboden om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te bieden.
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, is niet gebleken dat klagers gewrichtsklachten aanleiding zouden moeten vormen voor de inrichtingsarts om klager arbeidsongeschikt te verklaren. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager
voor zijn gewrichtsklachten is onderzocht door de medische dienst. Het verrichten van enige fysieke inspanning, ook door het doen van spieroefeningen of te sporten, leidt tot een versterking van de spieren en ontlast de gewrichten. De beroepscommissie
is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers en J.G.J. de Boer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 12 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven