nummer: 02/764/GA
betreft: [...] datum: 19 augustus 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 april 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de gevangenis Zoetermeer te Zoetermeer,
gericht tegen een uitspraak d.d. 4 april 2002 van de beklagcommissie bij voormelde gevangenis, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Klager en de directeur van de gevangenis Zoetermeer zijn uitgenodigd ter zitting van de beroepscommissie van 16 juli 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De directeur van de gevangenis Zoetermeer heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en een schriftelijke toelichting gegeven op het beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens het 24 uur te laat terugkeren van verlof.
De beklagcommissie heeft, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven, het beklag gegrond verklaard, voorzover de disciplinaire straf vijf dagen overschrijdt. Zij heeft klager een tegemoetkoming toegekend van € 20,=.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
De opgelegde disciplinaire straf van zeven dagen strafcel is geheel in overeenstemming met het in de inrichting geldende en op schrift vastgelegde sanctiebeleid.
Het is niet waar dat er in een geval als het onderhavige in de regel vijf dagen strafcel wordt opgelegd.
Opgemerkt wordt verder dat het verlenen van verlof gebaseerd is op wederzijds vertrouwen. Voorafgaand aan het verlof wordt de gedetineerde, voorzover hij het niet al weet, door het afdelingshoofd en een medewerker van het bureausociale dienstverlening op de hoogte gesteld van de maatregelen die worden getroffen bij het niet op tijd terugkeren van verlof.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en mede gelet op het in de inrichting geldende en schriftelijk vastgelegdesanctiebeleid, evenmin onredelijk of onbillijk kan worden geacht. Daarbij is in aanmerking genomen dat de opgelegde straf in overeenstemming is met de uitgangspunten van de inrichting voor de bestraffing bij te laat terugkeren vanverlof. Zij zal het beroep daarom gegrond verklaren en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 19 augustus 2002.
secretaris voorzitter