nummer: 14/131/GA
betreft: [klager] datum: 7 mei 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.B. Boone, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 13 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. J.B. Boone, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering om klager inzage in en kopieën van zijn volledige penitentiair dossier te geven.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is toegelicht waarom klager het niet eens is met de uitspraak van de beklagrechter.
De directeur heeft daar schriftelijk op gereageerd.
3. De beoordeling
Op het penitentiair dossier, waarin sprake is van al dan niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen dan wel bestemd zijn om daarin opgenomen te worden, zijn de bepalingen van de Wet bescherming
persoonsgegevens (Wbp, Stb. 2000, 302) van toepassing. Er is recht op inzage in het penitentiair dossier op grond van artikel 35, tweede lid, van de Wbp. Uitzonderingen hierop zijn te vinden in artikel 43 van de Wbp in verbinding met artikel 35 e.v.
van
de Penitentiaire maatregel (Pm). Zie voor de inhoud van dit dossier in het bijzonder artikel 36 van de Pm.
Afdelingsrapportages zullen doorgaans kunnen worden geacht onderdeel uit te maken van het penitentiair dossier, omdat ze kunnen worden aangemerkt als samenvattingen van periodieke besprekingen over de gedetineerde in inrichtingsoverleggen (artikel 37,
eerste lid, onder j, Pm). Klager heeft derhalve in beginsel recht op inzage in zijn (volledige) penitentiair dossier.
Het recht op inzage moet worden onderscheiden van het recht op afschrift of kopie van (stukken uit) het penitentiair dossier. In het kader van de verstrekking van afschrift of kopie is het niet onredelijk om bepaalde voorwaarden te stellen. Zo kan in
redelijkheid worden verlangd dat de gedetineerde opgave doet van de stukken van welke hij in het bijzonder afschrift of kopie wenst. Tijdens de beklagzitting heeft klager zich op het standpunt gesteld dat hij een kopie van alle stukken uit zijn
penitentiair dossier wenst. Hij heeft geen (nadere) opgave gedaan van stukken die hij (in ieder geval) in kopie wenst te ontvangen en evenmin nader opgegeven welk belang hij heeft bij een kopie van zijn volledige penitentiair dossier. Onder die
omstandigheden is de weigering van een kopie van het volledige penitentiaire dossier bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
B.A. Bogaars, secretaris, op 7 mei 2014
secretaris voorzitter