Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0339/TA, 23 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:23-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/339/TA

betreft: [klager] datum: 23 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Sneller, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 januari 2014 van de beklagcommissie bij FPC 2Landen te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. J.J. Sneller om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet mogen verlengen van het groot rijbewijs.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had niet al in juni 2013 kennis van een definitief besluit waarover hij kon klagen. Uit het verweer van de inrichting bij de beklagcommissie
blijkt alleen dat in de multidisciplinaire voortgangsbespreking is besloten dat klager zijn groot rijbewijs niet mocht verlengen, niet dat dit aan klager bekend is gemaakt. Verder blijkt uit die brief dat het verlengen van het groot rijbewijs nog
onderwerp van overleg was ten tijde van de overplaatsing naar een nieuwe afdeling.
Het opvatten van de bestreden beslissing als de invulling van een zorgplicht is in strijd met het systeem van de wet en de mogelijkheid tot het toetsen van beslissingen. Als de bestreden beslissing in het verplegings- en behandelingsplan was opgenomen
-
wat niet het geval is - had klager daartegen beroep kunnen instellen krachtens artikel 69 Bvt.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens zijn verblijf op afdeling Hof 2 heeft klager in juni 2013 gevraagd of hij zijn groot rijbewijs mocht verlengen. Het
behandelteam van Hof 2 heeft negatief beslist. In augustus 2013 is klager verhuisd naar afdeling Erf 2. Daarbij heeft het hoofd behandeling van Hof 2 samen met klager een aantal punten aan het team van Erf 2 overgedragen, waaronder het niet mogen
verlengen van het groot rijbewijs. Desondanks heeft klager op Erf 2 opnieuw gevraagd om zijn groot rijbewijs te (laten) verlengen. Het hoofd behandeling van Erf 2 heeft de beslissing van juni 2013 herhaald en de reden daarvan nogmaals aan klager
uitgelegd. De voornaamste reden is dat het beroep van vrachtwagenchauffeur niet past binnen het behandeltraject dat de inrichting met klager voor ogen heeft. Gezien klagers pathologie wordt ingezet op een traject met beperking van klagers vrijheid en
zelfstandigheid door het opleggen van langdurig toezicht, begeleiding en veel structuur. Daarnaast zal klager naar verwachting niet door de noodzakelijke medische keuring komen gezien zijn stoornis, alsmede het gebruik van Risperdon dat de
rijvaardigheid beïnvloedt. Klager en de inrichting verschillen van mening over de mate van zelfstandigheid van klager in de toekomst. Het verlengen van het groot rijbewijs is daar een onderdeel van. Verlenging van het groot rijbewijs zou dan ook een
verkeerd signaal aan klager afgeven.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft klager niet in het beklag ontvangen op de grond dat klager pas in november 2013 beklag heeft ingesteld tegen een in juni 2013 genomen beslissing. Klager stelt in beroep dat hij pas na zijn interne overplaatsing een definitieve
beslissing heeft vernomen en niet eerder in beklag heeft kunnen gaan.

Klager en de inrichting verschillen van mening of reeds in juni 2013 negatief beslist is op klagers verzoek om verlenging van zijn rijbewijs. Wat daar ook van zij, blijkens het onweersproken verweer van de inrichting , was dat besluit in ieder geval
bij de interne overplaatsing in augustus 2013 wel bij klager bekend. Niet is gesteld of gebleken dat klager kort nadien beklag heeft ingediend. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn ingediende beklag van 19 november 2013, aangezien dit te
laat
is.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat klager, ook als hij wel tijdig beklag zou hebben ingediend, daarin niet ontvangen had kunnen worden. De beklagcommissie en de beroepscommissie mogen niet treden in de door een inrichting voorgestane
tbs-behandeling en de daarin volgens de inrichting passende mate van zelfstandigheid van verpleegden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 23 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven