nummer: 13/3795/TA
betreft: [klager] datum: 22 april 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.-L.A.M. le Cocq d’Armandville,
namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 november 2013 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door de kantoorgenoot van zijn raadsman mr. M.G.J. Plat, psychiater/hoofd behandeling [...] en [...], juridisch
medewerker bij de inrichting.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van separatie met cameraobservatie en
b. het onder dwang toedienen van een hypodermaal infuus.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft het verkeerde criterium gehanteerd. Toen het klager duidelijk werd dat hij nog beroep kon instellen tegen de verlengingsuitspraak van de rechtbank, begreep hij pas duidelijk dat hij niet in een uitzichtloze situatie verkeerde.
De suggestie dat klager wilsonbekwaam zou zijn (geweest) wordt niet door de stukken onderbouwd en wordt te laat aangevoerd. Klager heeft meermalen laten weten dat hij het niet meer zag zitten en een eind aan zijn leven wilde maken. Het
zelfbeschikkingsrecht van klager staat voorop. Klager kan zich niet vinden in het standpunt van de beklagcommissie dat zijn wens niet verder te leven is voortgekomen uit zijn psychiatrische gesteldheid. Het enkele feit dat klager zich in een
tbs-kliniek
bevindt, is onvoldoende om voorbij te gaan aan klagers zelfbeschikkingsrecht.
Sinds 4 januari 2007 gaat het slecht met klager en heeft hij te maken met liegende politieagenten en officieren van justitie. Klager heeft ernstige gezondheidsklachten. Hij is heel vergeetachtig geworden. Hij heeft een dag of drie op zijn kamer gezeten
en wilde niet eten en drinken. Onder dwang en protest van klager is hem vocht toegediend. Daarna is hij niet meer in staking gegaan wat betreft eten en drinken. Hij volgt blokken maar houdt zich verder afzijdig. Als hij niet naar huis mag, dan wil hij
zo spoedig mogelijk euthanasie.
De uitspraak van de rechtbank tot verlenging van klagers tbs is door het gerechtshof bevestigd.
De psychiater/hoofd behandeling heeft ter zitting het volgende verklaard.
De rode draad in klagers verhaal is dat hij het niet eens is met de hem opgelegde tbs. Bezien is of overeenstemming kan worden bereikt over zijn behandeling. Klager vindt dat niet nodig. Klager heeft vaker verontrustende, suïcidale opmerkingen gemaakt.
Klager heeft gezegd niet meer te zullen eten en drinken. Dat heeft drie dagen geduurd. Hij vertoonde tekenen van uitdroging en werd bleker. Er is een gesprek met klager aangegaan om hem te laten drinken, maar hij wilde dat niet. Vervolgens is de
beslissing genomen door de psychiater klager een hypodermaal infuus toe te dienen. Dit is met dwang gepaard gegaan. Er was op het moment van toedienen sprake van een psychose. Klager was overspoeld door emoties na de uitspraak van de rechtbank, hij was
gekrenkt en verbolgen; er was duidelijk sprake van een paranoïde toestandsbeeld. Hij trok zich terug, ook voor zijn familie. Zijn emotionele/psychotische toestand vormde de acute aanleiding om zijn plannen te stoppen met eten en drinken ten uitvoer te
leggen. Hij kon op dat moment door zijn paranoïde toestand zijn wil niet in vrijheid bepalen. Deze wilsonbekwaamheid is beschreven en getoetst door de psychiater.
Klager is eenmaal een infuus toegediend. Twee dagen na het infuus was weer contact mogelijk. Hij zag weer perspectief, omdat bleek dat nog hoger beroep mogelijk was tegen de beslissing tot verlenging van zijn tbs. Hij is toen weer gaan eten en drinken.
Klager is akkoord gegaan met het gebruik van antipsychotica en gebruikt nu aripiprazol, waardoor hij beter in contact is.
Klager heeft voorts epileptische aanvallen. Hij was daar al mee bekend.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit de stukken en de toelichting van de psychiater/hoofd behandeling ter zitting volgt dat klager, die 67 jaar oud is, in een emotionele en psychotische toestand verkeerde en drie dagen niet had gegeten en gedronken.
Klager was niet aanspreekbaar en vertoonde uitdrogingsverschijnselen.
Gelet op klagers psychische toestandsbeeld, leeftijd en uitdrogingsverschijnselen is de beroepscommissie van oordeel dat het hoofd van de inrichting klager kon verplichten te gedogen dat hem een hypodermaal infuus werd toegediend, hetgeen naar het
oordeel van de behandelend arts volstrekt noodzakelijk was ter afwending van gevaar voor klagers gezondheid. De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat met een minder ingrijpend middel kon worden volstaan.
De omstandigheid dat klager daarna voor observatie in een separeerruimte onder cameratoezicht is geplaatst, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 april 2014.
secretaris voorzitter