Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0318/GA, 16 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/318/GA

betreft: [klager] datum: 16 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 januari 2014 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het advies van de politie is gebaseerd op een interne HIT (High Impact Target)-lijst. Klager, noch de directeur heeft inzage
in deze lijst. Klager betwist de gegevens die in deze lijst staan en verwijst naar zijn Justitiële Documentatie, waarop slechts een beperkt aantal veroordelingen staat. Het advies van het OM is op geen enkele wijze gemotiveerd. Verder bevindt de
Risc-rapportage, waar door de directeur naar wordt verwezen, zich niet tussen de stukken. Klager begrijpt dat de directeur tot op grote hoogte kan en moet afgaan op adviezen van justitiële instanties, maar dit ontslaat de directeur niet van zijn eigen
verantwoordelijkheid. De directeur had dan ook de politie en het OM om nadere informatie dienen te vragen en de Risc-rapportage bij de stukken dienen te voegen dan wel moeten uitleggen waarom dit niet is gebeurd. De beslissing is dan ook onvoldoende
onderbouwd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het advies van het OM onvoldoende is gemotiveerd om aan verlofverlening in de weg te staan nu daarin enkel is vermeld dat gevaar voor recidive bestaat. Dat uit een Risc naar voren is gekomen dat het recidiverisico is
ingeschat als hoog/gemiddeld blijkt niet uit de overgelegde stukken. De enkele omstandigheid dat de politie negatief heeft geadviseerd, omdat klager op een zogenaamde HIT-lijst stond, is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende voor
afwijzing van de verlofaanvraag. De beslissing van de directeur is naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook onvoldoende onderbouwd. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de bestreden beslissing zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog
gegrond worden verklaard. Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld en de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, ziet de beroepscommissie aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze
vaststellen op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven