Nummer: 14/801/GB
Betreft: [klager] datum: 17 april 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.N. Slijters, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 maart 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem vanuit de Forensische Verslavingskliniek (FVK) De Kijvelanden te Poortugaal terug te plaatsen naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.)
Dordrecht
ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 2 mei 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de p.i. Dordrecht. Op 8 november 2013 is hij met toepassing van artikel 43, derde lid, van de Pbw geplaatst in de FVK De Kijvelanden. Op 27 december 2013 is hij teruggeplaatst in de p.i.
Dordrecht.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is vanuit de Kijvelanden plotseling overgeplaatst naar het politiebureau en vervolgens teruggeplaatst in de p.i. Dordrecht. Aan klager is de precieze aanleiding
hiervoor nooit medegedeeld. Door klagers trajectbegeleider in de p.i. Dordrecht is aan de De Kijvelanden gevraagd wat er precies is gebeurd. Daarop zijn verschillende antwoorden gekomen. Klager zou agressief zijn geweest en hij zou zijn beschuldigd van
het in bezit hebben van verdovende middelen. Ondanks dat hiertoe herhaaldelijk is verzocht, is het niet duidelijk geworden wat de reden van de terugplaatsing is geweest. De selectiefunctionaris heeft zich op het standpunt gesteld dat De Kijvelanden
heeft laten weten dat klager niet langer in de kliniek kon verblijven en er daarom geen andere mogelijkheid bestond dan terugplaatsing in de p.i. Dordrecht. Volgens klager is de beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende gemotiveerd. Klager
heeft geen mogelijkheid gehad zijn standpunt kenbaar te maken. Hij is beschuldigd van gedrag dat hij ontkent. Op geen enkel moment is hij gewaarschuwd of is hem medegedeeld wat hij verkeerd zou hebben gedaan.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw in De Kijvelanden geplaatst. In de nacht van 25 op 26 december 2013 is hij door de
politie opgehaald en naar het politiebureau gebracht. Hij is vervolgens teruggeplaatst in de p.i. Dordrecht. Volgens de kliniek vertoonde klager agressief en onhoudbaar gedrag. Ook zou klager te herleiden zijn naar het vervaardigen en het in bezit
hebben van drugs. De manager van de kliniek, de heer R., heeft aan klagers trajectbegeleider bij de p.i. Dordrecht aangegeven dat klager niet meer terug kan naar de kliniek. Klager raadsvrouw voert aan dat nog steeds niet helder is wat er precies is
gebeurd. De selectiefunctionaris kan de raadsvrouw hierin geen ongelijk geven. Het antwoord van de manager bedrijfsvoering van de kliniek, de heer. G., schept hierin ook geen duidelijkheid nu daarin enkel wordt aangegeven dat de reden van
terugplaatsing wel bekend is bij klager. Duidelijk is in ieder geval dat klager niet kan terugkeren naar de kliniek. Gezien deze omstandigheden kon de directeur van de p.i. Dordrecht volgens de selectiefunctionaris dan ook niet anders dan verzoeken tot
terugplaatsing van klager. Dit verzoek heeft de selectiefunctionaris gehonoreerd.
4. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de overgelegde stukken vast dat de beslissing tot terugplaatsing van klager in de p.i. Dordrecht is genomen door de selectiefunctionaris. Op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw in samenhang bezien met
artikel 31, zesde lid, van de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van gedetineerden was echter de directeur bevoegd om, na instemming van de selectiefunctionaris, te beslissen tot terugplaatsing van klager in de inrichting. De beslissing van
de
selectiefunctionaris tot terugplaatsing van klager is dan ook onbevoegd genomen. Reeds hierom dient het beroep gegrond te worden verklaard en dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De beroepscommissie zal hiermee volstaan en de
selectiefunctionaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen, nu deze bevoegdheid toekomt aan de directeur.
Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat vernietiging van de bestreden beslissing impliceert dat geen grondslag bestaat voor terugplaatsing van klager in de p.i. Dordrecht. Indien terugplaatsing van klager gewenst wordt geacht, is het aan de
directeur om daartoe te beslissen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 april 2014
secretaris voorzitter