nummer: 13/4059/GV
betreft: [klager] datum: 16 april 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 oktober 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. R. Heemskerk, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Volgens klager is zijn verlof geweigerd, omdat hij naar een kliniek wil. Een medegedetineerde die ook naar een kliniek gaat heeft wel verlof gekregen.
In de afwijzing van het verlof wordt gesteld dat er momenteel een artikelplaatsing in een kliniek in voorbereiding is en dat daarop moet worden gewacht. Er is geen regel die bepaalt dat verloven alleen in het kader van een artikelplaatsing naar een
kliniek goed verlopen. Daarnaast is uit navraag bij het bureau selectie en detentiebegeleiding (BSD) gebleken dat er nog geen zicht is op plaatsing in een kliniek, laat staan dat dit in voorbereiding is. Voorts wordt verwezen naar een uitspraak van de
beroepscommissie van 12 november 2013, 13/2771/GA, waarin een verlofverzoek door de directeur was afgewezen vanwege het risico van een ongewenste confrontatie en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. Dat lijken zwaardere afwijzingsgronden dan
in klagers geval. Klager heeft reeds tweederde van zijn detentie achter de rug en in dit stadium van de detentie dient het belang van klager bij zijn voorbereiding op een terugkeer in de samenleving te prevaleren boven de mogelijke risico’s die
verlofverlening met zich mee kan brengen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft op 30 oktober 2013 klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen. Uit rapportage is gebleken dat bij klager sprake is van een hoog recidiverisico en dat plaatsing
in
een verslavingskliniek in voorbereiding is. De selectiefunctionaris acht het niet aangewezen om klager reeds vooraf verlof te verlenen, omdat het toekennen van vrijheden in klagers geval afhangt van het verloop van zijn behandeling. Voorts heeft het
Openbaar Ministerie (OM) negatief geadviseerd.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) locatie Torentijd te Middelburg heeft op 29 oktober 2013 positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag .
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te ’s-Gravenhage heeft op 26 september 2013 negatief geadviseerd, gezien de ernst van de feiten (afpersing, mishandelingen en wapenbezit) en het recidivegevaar. Voorts is het delict gepleegd in de
proeftijd van eerdere veroordelingen.
De politie heeft positief geadviseerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens mishandeling, afpersing en handelen in strijd met de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 27 oktober 2014.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen. Uit het dossier blijkt dat op 17 januari en 28 februari 2014 aan klager verlof is verleend.
Uit het advies vrijheden van 23 oktober 2013 van de locatie Torentijd blijkt dat in het Trajectplan van 7 december 2012, dat in de p.i. Dordrecht is opgesteld, negatief wordt geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden. Klager scoort hoog
op
het recidiverisico en de door klager gepleegde delicten komen voort uit problematisch middelengebruik. Voorts is bij klager sprake van een antisociale persoonlijkheidsproblematiek. In een gesloten p.i. zal ingezet worden op het vergroten van inzicht
in
het eigen gedrag en in zijn cannabisafhankelijkheid door aanmelding voor de Forensische Polikliniek van de Bouman GGZ. Klager heeft in de locatie Torentijd aangegeven in te stemmen met een plaatsing in een kliniek.
De selectiefunctionaris acht het niet aangewezen om klager reeds vooraf verlof te verlenen, omdat het toekennen van vrijheden in klagers geval afhangt van het verloop van zijn behandeling. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid
toentertijd een contra-indicatie vormde voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigde. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 16 april 2014.
secretaris voorzitter