Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0408/GA, 16 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/408/GA

betreft: [klager] datum: 16 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. E. Kok, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de overplaatsing van klager naar de locatie Zwolle Zuid 1.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Uit artikel 17, tweede lid, in samenhang bezien met artikel 61, tweede lid, van de Pbw en artikel 2:3 Awb, volgt dat de directeur de klacht van klager
had moeten doorsturen aan het Bureau Selectiefunctionarissen. De beslissing van de selectiefunctionaris gaf nadrukkelijk aan dat het bezwaar ‘rechtstreeks dan wel door tussenkomst van de directeur’ kon worden toegezonden. De beklagrechter had moeten
vaststellen dat de directeur niet heeft voldaan aan de op hem rustende doorzendplicht en hem dienen op te dragen de klacht alsnog door te sturen. Op 12 februari 2014 heeft de raadsman van klager bezwaar ingediend bij het Bureau Selectiefunctionarissen.
Dat de selectiefunctionaris momenteel op de hoogte zou zijn van enige klacht, zegt dan ook niets over het tijdig en correct doorzenden van de klacht.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagrechter. Voorts is toegevoegd dat klagers klacht is doorgestuurd naar het Bureau Selectiefunctionarissen.

Uit de telefonische en schriftelijke mededelingen van een medewerker van het Bureau Selectiefunctionarissen van 8 en 9 april 2014 volgt dat op het Bureau Selectiefunctionarissen enkel het door de raadsman ingediende bezwaarschrift is ontvangen dat op
17
maart 2014 is behandeld.

3. De beoordeling
Ingeval van een beslissing tot overplaatsing als hier aan de orde staat geen beklag als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw open, maar na bezwaar beroep als bedoeld in artikel 72, eerste lid, van de Pbw. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd.

Ingevolge artikel 1:6 van de Algemene wet bestuursrecht zijn de hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van die wet niet van toepassing op (voor zover van belang) de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. Desondanks is het zonder meer wenselijk
dat ingeval er beklag wordt ingesteld, de stukken in handen worden gesteld van de selectiefunctionaris. Inmiddels is de klacht tegen overplaatsing als bezwaar door de selectiefunctionaris behandeld.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 16 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven