Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0526/GB, 17 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/526/GB

Betreft: [klager] datum: 17 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.P. Eckert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 februari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager en zijn raadsman hebben afgezien van de mogelijkheid op 27 maart 2014 door een lid van de Raad te worden gehoord.

Bij brief van 26 maart 2014 is namens klager verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep, zodat de uitspraak van de beklagcommissie over de uitslag van de urinecontrole bij de beoordeling zou kunnen worden betrokken.
Bij brief van 3 april 2014 zijn klagers raadsman en de selectiefunctionaris namens de beroepscommissie bericht dat de behandeling van het beroep zal worden aangehouden tot 14 april 2014 en dat na die datum spoedig uitspraak zal worden gedaan.
De beklagcommissie heeft bij uitspraak van 9 april 2014 uitspraak gedaan op het namens klager ingediende beklag.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) en de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.)
Leeuwarden ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 maart 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 2 december 2013 is het p.p. aangevangen en is klager
administratief ondergebracht bij de PIA (penitentiaire inrichtingen administratief) Groningen. Bij beslissing van 17 januari 2014 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is klager geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Leeuwarden.

Bij uitspraak van 9 april 2014, met nummer LW-2014-39/ 42/55, van de beklagcommissie bij de p.i. Leeuwarden, is klagers beklag betreffende de uitslag van de urinecontrole ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1 Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het p.p. is beëindigd omdat klager cocaïne zou hebben gebruikt. De urinecontrole zou conform de daarvoor geldende richtlijnen zijn afgenomen. Dit is echter onjuist. Een
klacht hierover is momenteel aanhangig bij de beklagcommissie. Verwezen wordt naar hetgeen in beklag is aangevoerd. Gelet hierop is de beslissing van de selectiefunctionaris onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft op 8 januari 2014 een urinecontrole ondergaan. Hij heeft het aanvraagformulier ondertekend en hiermee verklaard dat de urinecontrole
conform artikel 3 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen is afgenomen. Uit de uitslag van 10 januari 2014 bleek dat klager positief had gescoord op cocaïne. Uit het herhalingsonderzoek kwam eveneens een positieve score op cocaïne naar
voren. Hierop heeft klager een bevestigingsonderzoek aangevraagd. Hij scoorde 276 ng/ml op Benzoylecgonine en op 147 ng/ml Methylecgonine. Navraag bij de klinisch chemicus van het laboratorium leert dat dit metabolieten zijn van cocaïne. Dit resultaat
toont volgens de klinisch chemicus het gebruik van cocaïne aan. Gelet op het feit dat klager cocaïne heeft gebruikt, is besloten het p.p. te beëindigen en hem te plaatsen in de gevangenis van de p.i. Leeuwarden.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Klager heeft, blijkens de uitslag van een op 8 januari 2014 afgenomen urinecontrole, positief gescoord op het gebruik van cocaïne. Een positieve score op cocaïne bij een urinecontrole vormt in beginsel een contra-indicatie voor de voortzetting van
deelname aan een p.p. Dat kan onder omstandigheden anders zijn, bijvoorbeeld indien een gedetineerde voldoende aannemelijk heeft weten te maken dat de urinecontrole niet op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden. Nu de beklagcommissie bij
uitspraak van 9 april 2014 het door klager ingediende beklag tegen de wijze waarop de urinecontrole heeft plaatsgevonden, ongegrond heeft verklaard, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken dat niet van de uitslag van de urinecontrole
kan worden uitgegaan. Gelet hierop heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid kunnen beslissen tot beëindiging van het p.p. en plaatsing van klager in de p.i. Leeuwarden. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven