Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1217/GB, 14 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1217/GB

Betreft: [klager] datum: 14 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Vierhout, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 april 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 15 april 2014 te melden in de gevangenis Almere ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 6 maart 2014 is klager opgeroepen zich op 25 maart 2014 voor 10.00 uur te melden in de gevangenis Nieuwegein voor het ondergaan van 90 dagen gevangenisstraf. Op 13 maart 2014 is namens klager hiertegen bezwaar ingesteld. Op 18 maart 2014 is de
oproep gewijzigd en is klager opgeroepen zich op 15 april 2014 voor 10.00 uur te melden in de gevangenis Almere voor het ondergaan van 90 dagen gevangenisstraf. Op 24 maart 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 2 april 2014
ongegrond is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager vraagt vanwege persoonlijke omstandigheden een termijn van zes maanden uitstel om zich te melden, opdat hij zijn zaken kan afwikkelen voordat hij zijn straf ondergaat. Klager en zijn
echtgenote verwachten omstreeks 10 juli 2014 hun eerste kind. Uitvoering van de vrijheidsstraf per 15 april 2014 zou de met het oog op de bevalling te verrichten voorbereidingen zeer moeizaam maken.
Klager was tot voor kort werkloos en ontving van het UWV een werkloosheidsuitkering tot eind februari 2014. Om te voorkomen dat hij bij blijvende werkloosheid zou zijn aangewezen op de bijstand, is klager op 18 februari 2014 gestart als zelfstandig
ondernemer in de handel en reparatie van auto’s. Sinds 11 februari 2014 staat klager als zodanig geregistreerd in het handelsregister. Het is van belang dat hij zich volledig voor zijn onderneming kan inzetten, enkele weken afwezigheid kan het einde
van
zijn onderneming betekenen.
Tot slot zullen klager en zijn echtgenote eind april/begin mei 2014 verhuizen. De woning hebben ze reeds in oktober 2013 geaccepteerd. Vanwege de zwangerschap van zijn echtgenote zal klager de werkzaamheden vanwege de verhuizing alleen moeten
verrichten.
In een nadere reactie van 11 april 2014 heeft klagers raadsman nog aangevoerd dat klager gelet op de ‘Aanwijzing executie’ van het Openbaar Ministerie (OM) (2013A003) in aanmerking dient te komen voor uitstel. Klager verzoekt om uitstel van meer dan
zes
maanden. Het blijkt niet dat de selectiefunctionaris contact heeft gehad met het parket van veroordeling, hetgeen wel had gemoeten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Voorop moet worden gesteld dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico van een veroordeelde komen. Om deze reden en om de capaciteit binnen het
gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten, wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging.
Klager is sinds 23 december 2013 concreet bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Hierbij past niet het opstarten van een onderneming per 18 februari 2014. Het had voor de hand gelegen dat klager in contact was getreden met de
selectiefunctionaris
gericht op het verkennen van de mogelijkheid van eerdere tenuitvoerlegging, gevolgd door het opstarten van zijn bedrijf na de tenuitvoerlegging. Daarbij dienen in het kader van een goede bedrijfsvoering maatregelen te worden genomen ten behoeve van de
continuïteit van de onderneming.
Klagers echtgenote zal naar het zich laat aanzien bevallen na de tenuitvoerlegging. Klager is in de gelegenheid geweest om voorbereidingen te treffen. Dat klager voornemens is in de periode van tenuitvoerlegging te verhuizen vormt evenmin reden uitstel
te verlenen. Klager heeft het huurcontract reeds op 28 oktober 2013 getekend en op 23 december 2013 verklaard gevolg te geven aan een oproep tot melden. Ook in dit verband had klager in contact kunnen treden teneinde de mogelijkheden van een eerdere
tenuitvoerlegging te bekijken.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Almere is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Klager heeft in bezwaar verzocht om uitstel van de melddatum tot 1 maart 2015, zonder concrete onderbouwing van de duur van de termijn. In beroep verzoekt hij om uitstel van de melddatum voor een periode van ten minste zes maanden.
In de ‘Aanwijzing executie’ van het OM (2013A003) is bepaald dat het Bureau Capaciteitsbenutting en Logistiek (BCL) pas op een verzoek tot uitstel dat betrekking heeft op een periode die de termijn van zes maanden na de eerste melddatum overschrijdt
beslist nadat overleg met het parket van veroordeling heeft plaatsgevonden. Nu onvoldoende is aangetoond dat in het onderhavige geval daadwerkelijk een periode van meer dan zes maanden beoogd en noodzakelijk geacht zou zijn, is bedoeld overleg niet aan
de orde.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Klager heeft op 23 december 2013 schriftelijk verklaard gevolg te zullen geven aan een oproep om zich te melden voor het ondergaan van de gevangenisstraf en was derhalve reeds vanaf dat moment bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging.
De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat klager voldoende gelegenheid heeft gehad om te anticiperen op de aankomende detentie. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven