nummer: 14/521/GV
betreft: [klager] datum: 11 april 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. van der Ende, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 februari 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het niet meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek levert geen afwijzingsgrond voor algemeen verlof op. Klager voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten
van de inrichting (hierna: de Regeling). Dat er sprake zou zijn van een weigeringsgrond wordt niet concreet onderbouwd en daarmee is de beslissing onvoldoende gemotiveerd. Daarbij is onvoldoende rekening gehouden met klagers belang bij een tijdige
resocialisatie. De datum van invrijheidstelling nadert, hetgeen noopt tot een voorbereiding op terugkeer in de maatschappij. Er zouden voorwaarden kunnen worden verbonden aan een te verlenen verlof, zoals een contactverbod met het slachtoffer.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld voor een poging tot doodslag en huiselijk geweld. Slachtoffer is zijn toenmalige vriendin, die nog steeds bij klager op bezoek komt. Omdat klager op geen enkele wijze meewerkt aan welk onderzoek dan ook in het kader van
Terugdringen Recidive (TR) is er geen enkele inschatting te maken met betrekking tot de kans op recidive. De weigering mee te werken aan dergelijke onderzoeken vormt niet direct een afwijzingsgrond voor verlof. Klager heeft ook niet meegewerkt aan het
onderzoek in het Pieter Baan Centrum en werkt niet mee aan de RISc. Het recidiverisico valt niet in te schatten.
Daarnaast adviseert het Openbaar Ministerie negatief ten aanzien van verlof en detentiefasering.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Arnhem Zuid heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager niet wil meewerken aan een psychologisch / psychiatrisch onderzoek en gelet op het negatieve advies van het Openbaar
Ministerie. Ook de reclassering komt om die reden tot een negatief advies inzake TR.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s-Hertogenbosch heeft blijkens de inrichtingsrapportage negatief geadviseerd omdat gelet op het recidiverisico klagers deelname aan een persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk is.
De politie is positief.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 februari 2015. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van één dag te
ondergaan.
Uit de stukken komt naar voren dat klager is veroordeeld voor een poging tot doodslag en huiselijk geweld. De afwijzing is niet alleen gebaseerd op het niet meewerken aan de Risc, maar mede op zijn overigens weigerachtige opstelling. Met de
selectiefunctionaris is de beroepscommissie van oordeel dat onder deze omstandigheden geen inschatting kan worden gemaakt over het recidiverisico.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de politie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing
van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op
secretaris voorzitter