Nummer : 14/810/SGA, 14/811/SGA, 14/812/SGA en 14/813/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 18 maart 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een viertal bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschriften van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de
(verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voornoemde locatie, inhoudende – zo verstaat de voorzitter de verzoeken – verzoekers plaatsing in een basisprogramma en een dagprogramma krijgt aangeboden dat niet voldoet aan de eisen
van een dagprogramma dat behoort bij een inrichting met een regime van algehele gemeenschap.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 5 maart 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 maart 2014.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De invoering en het aanbieden van een dagprogramma is geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid, van de Pbw. Het betreft een algemene, voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel. Tegen de
invoering van een dergelijke algemene regel staat in beginsel geen beklag open en van de tenuitvoerlegging daarvan kan niet om schorsing worden verzocht. Dat is slechts anders indien die algemene regel waarover wordt geklaagd in strijd is met hogere
wet
of regelgeving. Naar het oordeel van de voorzitter is daarvan in dit geval sprake.
Afdeling D van de locatie Roermond, waar klager verblijft, is - in ieder geval sinds 1 november
2012 - aangewezen als gevangenis met een regime van algehele gemeenschap. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) duurt het dagprogramma in een regime van algehele gemeenschap minimaal 59 uur per week. Die aanwijzing is
niet vervallen verklaard of gewijzigd. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat afdeling D, waar verzoeker verblijft, een gevangenisafdeling betreft waar een regime van beperkte gemeenschap zou gelden. Afdeling D van de locatie Roermond
heeft evenwel een aanwijzing tot gevangenis met een regime van algehele gemeenschap als bedoeld in artikel 19 jo 20 van de Pbw. In een dergelijke inrichting moet een dagprogramma worden aangeboden dat voldoet aan artikel 3 van de Pm. Het in het kader
van de invoering van het stelsel van promoveren en degraderen van gedetineerden bepaalde in de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing kan die – in hogere wet- en regelgeving vastgelegde – verplichting niet ongedaan maken. Het op de afdeling D
van
de locatie Roermond aangeboden dagprogramma is daarom in strijd met de wet en de tenuitvoerlegging van de beslissing tot invoering daarvan komt daarom voor schorsing in aanmerking. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing tot invoering van het bij een regime van beperkte gemeenschap behorende dagprogramma van de afdeling D van de locatie Roermond met onmiddellijke ingang tot het moment
dat de beklagcommissie op het onderhavige beklag zal hebben beslist.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 maart 2014.
secretaris voorzitter