Nummer: 14/289/GB
Betreft: [klager] datum: 28 april 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 januari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuwegein (of eventueel een h.v.b. in Alphen aan den Rijn, Vught of Zwolle) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 30 augustus 2013 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de locatie Torentijd te Middelburg. Op 17 februari 2014 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Dordrecht.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij wenst overgeplaatst te worden naar het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein omdat hij geen bezoek krijgt.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris vraagt het beroep van klager niet-ontvankelijk te verklaren nu klager overgeplaatst is naar het h.v.b. van de p.i. Dordrecht. Klager is hier geplaatst naar aanleiding van een overplaatsingsverzoek van het h.v.b. van de locatie
Torentijd. Dit hebben zij gedaan naar aanleiding van een advies van de psycholoog die stelde dat het voor klager beter is als hij verblijft op een kleine afdeling in een ander h.v.b. De oorspronkelijke beslissing omtrent de afwijzing van klagers
verzoek
overgeplaatst te worden naar het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein is erop gebaseerd dat gedetineerden in preventieve hechtenis ingesloten dienen te worden nabij het parket van insluiting. Het feit dat klager verscheidene p.i.’s heeft aangegeven als
voorkeur is eveneens reden geweest om het verzoek tot overplaatsing af te wijzen. Uit het verzoek van klager blijkt dat zijn bezoek in staat is met het openbaar vervoer de inrichting waar klager thans verblijft te bereiken.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Klager wordt (strafrechtelijk) vervolgd bij de arrondissementsrechtbank te Breda. Uitgangspunt bij de plaatsing van voorlopig gehechte gedetineerden is dat deze, gelet op het belang van een goede rechtsgang, worden geplaatst in een h.v.b. in
dan
wel nabij het arrondissement van vervolging. Van dat uitgangspunt kan onder omstandigheden worden afgeweken. De door klager aangevoerde omstandigheden, te weten problemen inzake klagers bereikbaarheid voor zijn bezoek, zijn onvoldoende zwaarwegend om
klager, in afwijking van het hiervoor geschetste beleid, te plaatsen in een h.v.b. in een ander arrondissement. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat klager inmiddels is geplaatst in het h.v.b. van de p.i. Dordrecht doet aan het voorgaande niet af, nu uit de selectiebeslissing van 13 februari 2014 volgt dat klager daar is
geplaatst omdat de veiligheid van een medegedetineerde, waarmee hij had gevochten, niet kan worden gegarandeerd.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 28 april 2014.
secretaris voorzitter