nummer: 13/4153/GA
betreft: [klager] datum: 10 april 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.A.J. van Rijthoven, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 december 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, omdat klager heeft geweigerd een gouden ketting aan het personeel te geven die door een medegedetineerde aan hem was
overhandigd hetgeen niet is toegestaan.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De medegedetineerde heeft de ketting zo goed als in het zicht van het personeelslid aan klager overhandigd. Tijdens het
horen,
noch tijdens de mondelinge behandeling bij de beklagcommissie is gezegd dat in de huisregels zou staan dat lenen verboden is. Vanwege onbekendheid met de huisregel, betwist klager dat er een verbod op lenen bestaat. Onder gedetineerden wordt vaker
geruild zonder dat dit gevolgen heeft. Klager begrijpt niet dat hij zo zwaar is gestraft en zijn baan als reiniger is verloren, terwijl de medegedetineerde die de ketting aan klager had uitgeleend niet is gestraft. Klager betwist dat de
medegedetineerde
heeft gezegd geen goed gevoel te hebben bij het uitlenen van de ketting. Hij verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft op 30 oktober 2013 een zware gouden ketting van een medegedetineerde overhandigd gekregen Ingevolge artikel
4.5.2.2. van de huisregels is het niet toegestaan om met een medegedetineerde te handelen, te ruilen, te lenen of zaken aan een medegedetineerde te schenken. Bij overtreding hiervan is disciplinair straffen mogelijk.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 4.5.2.2. van de huisregels van de p.i. Grave is het niet toegestaan om met een medegedetineerde onderling te handelen, te ruilen, te lenen of zaken aan een medegedetineerde te schenken. Klager wordt geacht op de hoogte te zijn van
de huisregels. Uit het schriftelijk verslag volgt dat klager van een medegedetineerde een zware gouden ketting overhandigd heeft gekregen en heeft geweigerd deze aan het personeel te geven. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de beslissing van
de directeur om naar aanleiding hiervan een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel op te leggen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 april 2014
secretaris voorzitter