Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0243/GA en 14/0390/GA, 10 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/243/GA en 14/390/GA

betreft: [klager] datum: 10 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zwaag,

en

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 december 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voornoemde locatie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. W.K. Cheng.
De directeur van voornoemde locatie heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de oplegging van een ordemaatregel van afzondering met cameraobservatie tijdens de nachtelijke uren voor de duur van zeven dagen, wegens het niet geven van een teken van leven bij een telmoment.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard zonder toekenning van een tegemoetkoming op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op de beschikking is vermeld dat klager is gehoord door de directeur voor het opleggen van de ordemaatregel. Er bestaat geen wettelijke verplichting
om van dit horen een verslag op te maken. De directeur is bij klager geweest om hem te horen in verband met het opleggen van de ordemaatregel, klager gaf echter direct aan dat hij geen gesprek met de directeur wenste te voeren omdat de directeur
daartoe
geen afspraak had gemaakt met klager.

Klager heeft in zijn beroepschrift gesteld dat de beklagcommissie de termijn bepaald voor de uitspraak heeft overschreden en verder in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Hij heeft altijd een teken van leven
gegeven hetwelk ook is gezien door het personeel in de inrichting. Klager verwijst naar de opgemaakte rapporten waarin is vermeld dat gezien is dat hij ademhaalde en dat hij van houding was veranderd. Klager stelt niet te weten wat hij anders heeft
moeten doen. Aan hem is nooit gezegd wat er bedoeld werd met het geven van een teken van leven. Klager ontkent te zijn gehoord voor het opleggen van de ordemaatregel. Tot slot stelt klager dat de afdelingsregels waarnaar verwezen wordt, niet op hem van
toepassing waren omdat hij een aangepast programma had. In de regels die daarbij gelden wordt geen melding gemaakt van de verplichting een teken van leven te geven.

3. De beoordeling
De Pbw verbindt geen gevolgen aan de overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de Pbw voor het doen van een uitspraak op het beklag door de beklagrechter. Klagers grief hieromtrent kan derhalve niet tot gegrondheid van
het
beroep leiden.

De directeur heeft een gedetailleerde schriftelijke verklaring overgelegd met betrekking tot de gang van zaken bij het opleggen van de ordemaatregel aan klager op 9 maart 2013. Hierin heeft de directeur onder meer verklaard dat klager weigerde met hem
in gesprek te gaan omdat de directeur geen afspraak tot een gesprek met klager had gemaakt. De beroepscommissie is van oordeel dat indien klager zelf weigert om in gesprek te gaan met de directeur, de directeur naderhand niet verweten kan worden klager
niet te hebben gehoord. De beroepscommissie acht het aannemelijk dat de directeur in ieder geval in klagers verblijfsruimte is geweest met het doel klager te horen voor het opleggen van de ordemaatregel. Het beroep van de directeur zal gegrond worden
verklaard.

De beroepscommissie acht het beroep van klager ongegrond, nu naar haar oordeel op het zogenaamde telmoment, naar klager bekend moet zijn geweest, een duidelijke en bewuste reactie van de betrokkene wordt gevergd. Naar algemeen bekend is, geldt een
dergelijke verplichting ook voor gedetineerden die een aangepast programma volgen.

Nu de beroepscommissie aannemelijk acht dat de directeur getracht heeft klager te horen voordat aan klager de ordemaatregel werd opgelegd, zal het beroep van klager, waarin hij verzoekt tot toekenning van een tegemoetkoming wegens schending van de
hoorplicht, ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur (13/243/GA) gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ( 13/390/GA) ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 10 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven