Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4305/GA, 4 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4305/GA

betreft: [klager] datum: 4 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.K. Bhadai, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 november 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. M.K. Bhadai, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van één dag op 23 juli 2013 wegens suïcidale uitspraken van klager.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Hij heeft geen uitlatingen betreffende suïcide gedaan. De ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel met camera-observatie is ten onrechte
opgelegd. De ordemaatregel was te ingrijpend, te lang en buitenproportioneel. Er had kunnen worden volstaan met een waarschuwing. Nu klager geen schriftelijke mededeling is overhandigd, is hij te lang in het ongewisse gelaten en is de ordemaatregel
onrechtmatig. Op geen moment heeft klager de orde en veiligheid binnen de inrichting in gevaar gebracht, noch was zijn gezondheid in gevaar. Hij heeft slechts verzocht om contact met zijn raadsman.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

Uit een telefonische mededeling van de juridisch medewerker van de locatie Zoetermeer van
5 maart 2014 volgt dat ter zake geen schriftelijke mededeling is uitgereikt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie begrijpt dat klager op 23 oktober 2013 is afgezonderd in opdracht van het afdelingshoofd. Ingevolge het bepaalde in art. 23, derde lid Pbw kan een ambtenaar of medewerker deze ordemaatregel voor een periode van ten hoogste vijftien
uren treffen. De directeur wordt van deze plaatsing onverwijld op de hoogte gesteld, hetgeen in onderhavig geval niet is geschied. De oplegging van de maatregel heeft dan ook niet overeenkomstig de daarvoor geldende regels plaatsgevonden. De
beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie derhalve vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 4 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven