Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0156/GA, 9 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:09-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/156/GA

betreft: [klager] datum: 9 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. E.A. Blok, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van de directeur van 18 december 2013 inhoudende dat per
1 januari 2014 de ‘advocatentelefoons’ worden afgeschaft, waardoor gedetineerden zelf hun telefoongesprekken met advocaten moeten bekostigen.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het gebruikelijke weekloon dat gedetineerden in de p.i. Vught ontvangen bedraagt zo’n € 15,=. Een telefoonkaart kost eveneens € 15,=. Met een dergelijke
telefoonkaart was het voor 1 januari 2014 al lastig om voldoende contact te onderhouden met familie en vrienden. Nu met die telefoonkaart ook gesprekken met advocaten moeten worden bekostigd, is het niet mogelijk sociale contacten te onderhouden en/of
op een behoorlijke manier rechtsbijstand te verkrijgen. Op grond van artikel 24.1 van de European Prison Rules moet een gedetineerde worden toegestaan zo vaak als mogelijk is naar buiten te bellen. Door het nieuwe beleid wordt klager beperkt in zijn
recht op contact met de buitenwereld. Daarnaast dient het contact tussen klager en zijn advocaat voldoende te zijn. In spoedeisende gevallen moet ook buiten de telefoonregelingen om met de advocaat kunnen worden gebeld. Door de telefoonkosten bij
klager
neer te leggen, wordt klager beperkt in zijn mogelijkheden contact op te nemen met zijn advocaat en vice versa. Klagers raadsvrouw heeft inmiddels verschillende keren meegemaakt dat een terugbelverzoek wordt geplaatst voor een gedetineerde, die
vervolgens niet terugbelt omdat hij geen beltegoed heeft. De genoemde situatie is in strijd met artikel 6 EVRM. De nieuwe regelgeving van de p.i. Vught is aldus in strijd met hogere regelgeving. Klagers raadsvrouw verwijst naar de uitspraak van de
beroepscommissie met kenmerk 13/2272/GA. In de inrichting dient altijd een advocatentelefoon aanwezig te zijn, zodat gedetineerden in eventuele noodgevallen hun advocaat kunnen bellen.

De directeur heeft in beroep gepersisteerd bij haar standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter.

3. De beoordeling
De beslissing van de directeur van 18 december 2013 inhoudende dat per 1 januari 2014 de ‘advocatentelefoons’ worden afgeschaft met als gevolg dat gedetineerden vanaf dat moment zelf hun telefoongesprekken met advocaten moeten bekostigen, betreft een
algemene voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende regel. Uitgangspunt is dat tegen een algemene regel geen beklag openstaat, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- en/of regelgeving.

De beroepscommissie constateert dat de bestreden regel niet in strijd is met de Pbw. In artikel 39, eerste lid, tweede volzin, van de Pbw is immers bepaald dat de kosten die zijn verbonden aan het voeren van telefoongesprekken met personen buiten de
inrichting voor rekening van de gedetineerde komen, tenzij de directeur anders bepaalt.

Uit bovengenoemd artikellid vloeit voort – en dit heeft de directeur ook in haar reactie op het klaagschrift van 10 januari 2014 verwoord – dat de directeur kan besluiten de kosten voor telefoongesprekken van gedetineerden te dragen, indien
omstandigheden aanwezig zijn die hiertoe nopen. Voorts maakt de beroepscommissie uit de overgelegde brief van de Staatssecretaris van 1 augustus 2013 op dat met ingang van 26 juni 2013 een nieuwe, op collect call lijkende, dienst is ingevoerd waarmee
gedetineerden de mogelijkheid wordt geboden op kosten van de gebelde, mits de gebelde dit accepteert, te bellen. Nu voor gedetineerden mogelijkheden bestaan om kosteloos te bellen en niet is gebleken dat sprake is van excessieve en onredelijk hoge
beltarieven, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden regel niet in strijd is met artikel 6 EVRM. Volledigheidshalve overweegt de beroepscommissie dat vorenstaande regel ook niet strijdig is met het bepaalde in artikel 24.1 van de European
Prison Rules, nog daargelaten dat de European Prison Rules geen een ieder verbindende bepalingen van een in Nederland geldend verdrag betreffen waaraan gedetineerden rechten kunnen ontlenen.

Nu niet is gebleken dat de bestreden regel in strijd is met wet- en/of regelgeving van hogere orde, heeft de beklagrechter op goede gronden beslist klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beroep derhalve
ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven