Nummer: 14/37/GB
Betreft: [klager] datum: 7 april 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.G. Doornbos, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 januari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 2 maart 2009 gedetineerd. Hij verbleef laatstelijk in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) van de p.i. Amsterdam Over-Amstel. Op 1 november 2013 is hij overgeplaatst naar de p.i. Leeuwarden, waar een regime van algehele
gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging (TBS). Voorts is de tenuitvoerlegging van de (in totaal) twaalf maanden eerder voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstraf bevolen. Deze uitspraak is – na cassatie – onherroepelijk. Klager is in eerste instantie geplaatst in de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) De Dijk in Heiloo, van waaruit hij een intake heeft gedaan bij de Forensisch
Psychiatrische Kliniek (FPK) De Kijvelanden. Daaruit kwam naar voren dat behandeling noodzakelijk is. Klager is vervolgens in 2012 geplaatst in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Daar wordt hij als detentieongeschikt aangemerkt. Na overleg met de
selectiefunctionaris is besloten klager naar een PPC over te plaatsen. Klager gaat hiermee akkoord onder de voorwaarde dat alles in het werk wordt gesteld om een vervroegde TBS-plaatsing mogelijk te maken. Deze afspraak is bij brief van 17 juli 2012
bevestigd. Op 29 oktober 2013 heeft de selectiefunctionaris besloten klager te selecteren voor de p.i. Leeuwarden. Tegen die beslissing is bezwaar ingesteld. In de thans aan de orde zijnde bestreden beslissing heeft de selectiefunctionaris op geen
enkele wijze aangegeven welk onderzoek plaats zou hebben gevonden in het PPC. Klager handhaaft hetgeen door en namens hem in het bezwaarschrift, inclusief de bijlagen, is gesteld.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in het PPC Amsterdam opgenomen vanuit de locatie Zuyder Bos op indicatie van de directeur van die locatie. In genoemde locatie was duidelijk geworden dat klager door een psychiater detentieongeschikt was verklaard. Klager is vervolgens
overgeplaatst naar het PPC Amsterdam om te onderzoeken of hij al dan niet detentieongeschikt is. Indien dat niet het geval zou zijn, kon worden bezien waar klager vervolgens geplaatst zou kunnen worden. Klager is tijdens zijn verblijf in het PPC
onderzocht en beoordeeld door een onafhankelijke psychiater. De adviescommissie Geestelijk gestoorde gedetineerden (GGG) heeft vervolgens geoordeeld dat klager niet in aanmerking komt voor een vervroegde plaatsing in een Forensisch Psychiatrisch
Centrum en dat er geen sprake is van definitieve ongeschiktheid, maar van een beperkte detentiegeschiktheid, niet leidend tot een indicatie voor medisch noodzakelijke psychiatrische behandeling die niet in detentie zou kunnen plaatsvinden. Binnen het
PPC heeft geen uitgebreid psychiatrisch onderzoek plaatsgevonden, omdat klager alle vormen van contact van verschillende disciplines gericht op diagnostiek en zorg heeft afgehouden. Ook het contact met de begeleiding van de afdeling is zeer beperkt en
puur functioneel gebleven. Uit de verschillende rapportages wordt duidelijk dat er wisselend gedacht wordt over een diagnose van klager. Uitgaande van de laatste diagnose komt naar voren dat klager een voor het PPC niet behandelbare stoornis heeft en
dat er geen acute noodzaak is tot psychiatrische zorg. In overleg met de directeur zorg van het PPC is de zorgindicatie van klager opgeheven en is klager aangemeld voor overplaatsing naar een reguliere setting.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Leeuwarden was een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Per 1 maart 2014 geldt er een regime van beperkte gemeenschap.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis worden geplaatst.
4.3. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van een beslissing namens de Staatssecretaris, waarin melding wordt gemaakt van het advies van de adviescommissie GGG, van 19 juni 2013, dat klager niet in aanmerking komt voor vervroegde plaatsing in
een
PPC. Voorts wordt in deze brief gesteld dat de adviescommissie van mening is dat er ‘geen sprake is van detentiegeschiktheid maar van beperkte detentiegeschiktheid, niet leidend tot een indicatie voor medisch noodzakelijke psychiatrische behandeling
die
niet in detentie zou kunnen plaatsvinden.’
4.4. Klager stelt dat hij niet vanuit het PPC had mogen worden overgeplaatst naar de p.i. Leeuwarden, omdat met hem de afspraak zou zijn gemaakt dat hij in het PPC zou kunnen verblijven tot het moment dat een opname in een FPK, zulks in het kader
van
de aan klager opgelegde TBS-maatregel, plaats zou vinden. Volgens klager zou die afspraak gemaakt zijn met de selectiefunctionaris en schriftelijk zijn vastgelegd. De beroepscommissie merkt allereerst op dat van die schriftelijke vastlegging niet is
gebleken. Zij gaat daarom uit van de (eerdere) beslissing van de selectiefunctionaris van 17 juli 2012, waarin staat vermeld dat klager wordt geplaatst in het PPC Amsterdam voor onderzoek naar de vraag in hoeverre klager kan worden geplaatst in een
kliniek, dan wel dat hij vervroegd in een TBS-kliniek geplaatst zou moeten worden vanwege detentieongeschiktheid. Klager is vervolgens in het PPC Amsterdam beoordeeld door een onafhankelijke psychiater, waarna de adviescommissie GGG kennelijk heeft
geoordeeld dat bij klager geen sprake is van detentieongeschiktheid maar van beperkte detentiegeschiktheid, niet leidend tot een indicatie voor medisch noodzakelijke psychiatrische behandeling die niet in detentie zou kunnen plaatsvinden. Gelet daarop
was er geen aanleiding voor een (vervroegde) plaatsing in een kliniek.
Uit de beslissing van de selectiefunctionaris blijkt evenwel niet op welke wijze invulling wordt gegeven aan het advies om klager, buiten de PPC-setting, de noodzakelijk geachte psychiatrische behandeling te geven.
4.5. Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen moet worden geoordeeld dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,niet goed is onderbouwd en
derhalve
als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie ziet geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager .
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 april 2014
secretaris voorzitter