Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3942/GM, 10 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3942/GM

betreft: [klager] datum: 10 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Rinsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingstandarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 november 2013 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. I.T.H.L. van de Bergh, gehoord.
De inrichtingstandarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 4 oktober 2013, betreft het niet adequaat behandelen van klagers kaakontsteking.

2. De standpunten van klager en de inrichtingstandarts
Namens klager is in beroep aangevoerd dat klager de afgelopen twee jaar vele bezoeken heeft moeten brengen aan de tandarts cq kaakchirurg. Bij het vastzetten van de brug op 17 augustus 2012 heeft klager niet de juiste behandeling gekregen en vervolgens
geen adequate vervolgbehandelingen.
Volgens de tandarts in het hvb Grave zou de definitieve brug aan een hoektand bevestigd moeten worden, die daarvoor eerst afgeslepen diende te worden. Na zijn overplaatsing naar de p.i. Vught is de brug gewoon geplaatst.
Nadien heeft klager vele klachten gehad, met name ontstekingen en verdere aantasting van de betreffende hoektand, die er toe hebben geleid dat de hoektand uiteindelijk verwijderd moest worden. Nu heeft hij een gat in zijn gebit en rust de brug nog op
één tand.
Ter zitting is hier nog aan toegevoegd dat klager voor aanvang van de detentie zijn eigen tandarts had. Die heeft op enig moment een brug geplaatst met noodcement. Twee weken voordat de brug definitief geplaatst zou worden is klager gedetineerd. Daar
gaf hij aan dat er snel ingegrepen moest worden. Klager heeft zelfs aangegeven zelf financieel bij te dragen. Na overplaatsing werd aangegeven dat wat klager wilde werd aangemerkt als een cosmetische ingreep, hetgeen tijdens detentie niet vergoed zou
worden.
Het noodcement is losgeraakt en vervolgens is de brug vastgezet met echt cement. Door een ruimte die was ontstaan is er vuil bijgekomen en heeft klager drie maal een ontsteking gehad. De enige oplossing is dat er een nieuwe brug gemaakt wordt. Klager
heeft onnodige pijnklachten en moet naar de kaakchirurg Er zit nog steeds een grote ruimte waar voedselresten in komen.

De inrichtingstandarts heeft tegenover de medisch adviseur het volgende standpunt ingenomen. De klacht betreft een probleem aan de acht-delige brug die elders is gemaakt en waar enige collega’s met de beste bedoelingen aan gewerkt hebben. Ten aanzien
van de pijn en de antibioticakuren is er adequaat gereageerd door verwijzing naar de kaakchirurg.
Er zijn geen pijnklachten. De inrichtingstandarts legt het verzoek van klager om schadeloosstelling voor aan de tandheelkundig adviseur.
In reactie op het beroep is nog aangegeven dat klager heeft aangegeven geen pijn te hebben en dat er geen probleem is bij het kauwen. Wellicht is handhaven van deze situatie voor het moment de beste optie. Kronen en brugwerk behoren niet tot de
toegestane tandheelkundige zorg in detentie.

3. De beoordeling
Volgens klager is er trauma ontstaan onder de brug, voor het definitief plaatsen van de brug. Ten tijde van het ontstane trauma zat de brug vast met noodcement.
Klager meent dat het trauma is ontstaan op het politiebureau. Zijn eigen tandarts heeft toen voorgesteld een kroon onder een kroon te maken (de zogenoemde telescoopkroon).
Als er echter al trauma is aan een element (er was een stuk afgebroken waardoor de kroon niet meer paste) zal er nog meer irritatie c.q. schade aan de zenuw ontstaan door nog een keer te beslijpen voor weer een kroon (de telescoopkroon). Het is zeer
wel
mogelijk dat na enige tijd de zenuw afsterft. Dit is op een later tijdstip gebeurd en heeft pijnklachten opgeleverd. De inrichtingstandarts heeft toen een wortelkanaalbehandeling gedaan op 21 augustus 2012. Gebruikelijk is dan langere tijd te wachten
en
nog geen kroon (in dit geval die bovengenoemde telescoop kroon) te maken. Helaas voor klager heeft deze wortelkanaalbehandeling niet mogen baten en is er door de kaakchirurg op 4 september 2012 een retrograde apexresectie gedaan (het verwijderen van
ontsteking aan de wortelpunt). Op 9 oktober 2013 heeft de kaakchirurg de wortel (radix) onder de hoektand (23) verwijderd omdat deze aangetast was door diepe cariës (cariës profunda).
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingstandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en B.G.J. Veldman, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven