Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3871/GA, 1 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3871/GA

betreft: [klager] datum: 1 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 november 2013 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet doorgaan/afbellen van klagers bezoek in de week van 29 juli 2013 tot en met 4 augustus 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Zijn recht op bezoek op grond van artikel 38, eerste lid, van de Pbw is geschonden, nu de directeur zijn enige bezoek van de week heeft afgebeld.

De directeur heeft gepersisteerd bij het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

3. De beoordeling
In artikel 38, eerste lid, van de Pbw is bepaald dat de gedetineerde het recht heeft gedurende tenminste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. De directeur heeft evenwel, gelet op het bepaalde in
artikel 24, tweede lid, van de Pbw in samenhang met artikel 21, tweede lid, van de Regeling straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen, de bevoegdheid gedetineerden die zich in een afzonderingscel bevinden het recht op het ontvangen van
bezoek
van persoonlijke relaties te beperken.

Gelet hierop, mede gelet op de feiten en omstandigheden die door de directie zijn aangevoerd, kan de beslissing van de directeur om klager, die in afzondering was geplaatst, het bezoek te ontzeggen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 1 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven