nummer: 14/1074/STA
betreft: [verzoeker] datum: 1 april 2014
De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder de inrichting te noemen.
Verzoeker verzoekt om wraking van de voorzitter van de beroepscommissie die beslist heeft inzake de verzoeken om schorsing, welke hebben geleid tot de uitspraken van 6 maart 2014 (14/633/STA), 12 maart 2014 (14/766/STA) en 19 maart 2014 (14/851/STA),
alsmede om een nieuwe beoordeling van de desbetreffende schorsingsverzoeken.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de stukken die onderdeel uitmaken van voornoemde dossiers.
1. De beoordeling
Op grond van artikel 1 van de Wrakingsregeling RSJ (hoofdstuk 1 van het procesreglement rechtspraak) is wraking mogelijk in elke fase van de procedure, op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de leden van de
beroepscommissie schade zou kunnen leiden. Door verzoeker is enkel aangevoerd dat hij het niet eens is met de schorsingsuitspraken van de desbetreffende voorzitter. Feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 1 zijn door verzoeker niet aangevoerd
en
evenmin gebleken. Het verzoek om wraking zal derhalve reeds hierom worden afgewezen. Ten overvloede wordt overwogen dat, voor zover de voorzitter wordt verweten alleen op de inlichtingen van het hoofd van de inrichting te zijn afgegaan, dit verwijt
moet
worden verworpen gelet op de weergave van de wederzijdse standpunten in de desbetreffende beslissingen.
Nu verzoeker geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 1 van de Wrakingsregeling RSJ heeft aangevoerd, kan reeds daarom niet worden ingegaan op zijn verzoek om in het kader van de schorsingsregeling tot een nieuwe beoordeling te komen van de
beslissingen van het hoofd van de inrichting die aan de desbetreffende schorsingsuitspraken ten grondslag lagen. De voorzitter overweegt hierbij bovendien dat de uitspraken van de schorsingsvoorzitter een voorlopig karakter hebben. De bezwaren tegen de
aan verzoeker opgelegde maatregelen kunnen in de procedure voor de beklagcommissie aan de orde worden gesteld, waarbij de beslissingen van de schorsingsvoorzitter in genen dele bindend zijn voor de beklagcommissie.
De voorzitter merkt op dat volgende schorsingsverzoeken niet in behandeling zullen worden genomen indien daarin beledigende taal wordt gebezigd, zoals in het wrakingsverzoek van 27 en het bij het schorsingsverzoek van 16 maart 2014 gevoegde
klaagschrift.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst de verzoeken af.
Aldus gegeven door mr. N. Jörg, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 1 april 2014
secretaris voorzitter