nummer: 13/3985/GA
betreft: [klager] datum: 26 maart 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 22 november 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Lelystad, zijn klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Norgerhaven, [...], gehoord.
Klagers raadsvouw, mr. S.R. van Laar, heeft op 3 maart 2014 schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, omdat klager bij afname van een urinecontrole een kreatininewaarde had van minder dan 2 mmol/l.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager was voor zijn detentie professioneel marathonloper. Hij heeft onder andere deelgenomen aan de Olympische
Spelen. In detentie loopt klager ook hard. Hij drinkt vaak wel zes liter water per dag. Hij loopt meestal 15, 30 of soms 40 minuten. De dag voor de urinecontrole had klager langer, namelijk 2 á 2,5 uur gelopen, omdat hij veel aan zijn hoofd had in
verband met het overlijden van zijn broer. Hardlopen geeft hem rust. Hij heeft daarna veel water gedronken. De urinecontrole is de avond ervoor aangekondigd. Tegen klager is alleen gezegd dat hij de volgende dag een urinecontrole zou krijgen en er is
geen uitleg gegeven. Bij eerdere controles had klager ook water gedronken, zij het niet zoveel als voor deze controle. Klager betwist dat hij veel heeft gedronken juist in verband met de urinecontrole. Hij zal nooit drugs gebruiken. Voorts voert klager
aan dat de urinecontrole niet conform de vereisten als genoemd in artikel 3 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (de Regeling) is afgenomen. Het aanvraagformulier was niet in een voor klager bekende taal opgemaakt en er is geen
brief
aan hem voorgelezen.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De urinecontrole is de avond ervoor aangekondigd. In een brief is uitgelegd waarom de urinecontrole wordt afgenomen en is
gewaarschuwd om niet teveel te drinken. Dit is ook in de huisregels vermeld. Bij eerdere urinecontroles had klager een kreatininewaarde van 17 mmol/l en 12 mmol/l. Bij de onderhavige urinecontrole had hij een kreatininewaarde van 0,85 mmol/l. Klager is
de betreffende dag om 08:00 uur opgehaald en om 8:50 uur heeft hij zijn urine ingeleverd. Klager had rekening moeten houden met de controle. De directeur twijfelt aan klagers motivatie veel te drinken. Ook vindt de directeur het vreemd dat klager
ineens
gedurende 2 á 2,5 uur kon hardlopen.
3. De beoordeling
Uit de uitslag van een op 11 maart 2013 bij klager afgenomen urinecontrole blijkt dat klager een kreatininewaarde had van 0,85 mmol/l. Als regel geldt dat een kreatininewaarde van minder dan 2,0 mmol/l wijst op fraude. Alleen bijzondere omstandigheden
kunnen een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Klager bestrijdt niet dat zijn kreatininewaarde te laag was, maar heeft aangevoerd dat hij veel heeft gedronken vanwege zijn persoonlijke omstandigheden zoals ter zitting aangevoerd. De
beroepscommissie is van oordeel dat de ter zitting aangevoerde omstandigheden als bijzondere omstandigheden moeten worden aangemerkt die een uitzondering op evenvermelde regel rechtvaardigen. Het is dan ook onvoldoende aannemelijk geworden dat in dit
geval sprake is van fraude. Dit betekent dat de directeur in dit bijzondere geval niet in redelijkheid tot het opleggen van een disciplinaire straf heeft kunnen beslissen. Reeds gelet op het voorgaande zal het beroep dan ook gegrond worden verklaard,
de
uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 37,50 worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 37,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. A.G. Coumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 26 maart 2014
secretaris voorzitter