Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3823/GA, 26 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3823/GA

betreft: [klager] datum: 26 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle,

gericht tegen een uitspraak van 15 november 2013 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 maart 2014, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Zwolle, en klagers raadsman de heer R. J. Pardijs, gehoord. Klager heeft, blijkens een schriftelijke
verklaring van 28 februari 2014, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet tijdig vrijlaten van klager door de directeur.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 40,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De afdeling bevolking kan en mag niet enkel afgaan op de mededeling van een advocaat dat een gedetineerde op een bepaalde
datum in vrijheid moet worden gesteld. Advocaten worden daarom verwezen naar het Openbaar Ministerie (OM), hetgeen in dit geval ook is gebeurd. Omdat duidelijk was dat er iets aan de hand was, heeft de afdeling bevolking ook regelmatig contact gezocht
met het OM. De directeur weet niet wat de reactie van het OM was. Het is aan het OM de zaak verder op te pakken. Uiteindelijk heeft het OM vrijdag om 17:05 uur het bevel tot invrijheidstelling gefaxt. Het is echter binnen heel de Dienst Justitiële
Inrichtingen niet meer mogelijk te faxen. Ook is het bekend bij het OM dat de medewerkers van de afdeling bevolking altijd tot 17:00 uur aanwezig zijn. De directeur heeft geen bevestiging van het OM ontvangen dat vrijdag 12 juli 2013 om 16:30 uur is
geprobeerd telefonisch contact op te nemen met de afdeling bevolking. Dat een telefoontje niet wordt opgenomen wil bovendien niet zeggen dat de afdeling bevolking afwezig is. Het kan zijn dat een medewerker in gesprek was. Vast staat dat het OM de fax
op 12 juli 2013 om 17:05 heeft verstuurd. Uit niets blijkt dat hierna contact is gezocht met de directie met het verzoek klager onmiddellijk in vrijheid te stellen. De directeur is dan ook van mening dat het OM te allen tijde als enige verantwoordelijk
is voor het (niet) tijdig aanleveren van de titel voor invrijheidstelling.

Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is op 7 juli 2013 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 9 juli 2013 is hij veroordeeld tot een week
gevangenisstraf, hetgeen hij op woensdagochtend 10 juli 2013 bij de afdeling bevolking heeft gemeld die hiervan aantekening hebben gemaakt. Klagers raadsman heeft die ochtend ook met een medewerker van de afdeling bevolking gesproken. Op donderdag
hoorde klagers raadsman van het OM dat het vonnis niet was ingeschreven. Er is die dag contact geweest tussen de inrichting en de Reclassering en ook is er die dag contact geweest tussen het OM en de inrichting. Op vrijdag 12 juli 2013 heeft klagers
advocaat weer contact opgenomen met het OM. Het OM gaf aan dat er werk van zou worden gemaakt. Diezelfde dag tussen 16:15 uur en 16:30 uur heeft het OM geprobeerd telefonisch contact te leggen met de afdeling bevolking, hetgeen niet is gelukt. De
directeur heeft een zorgplicht. Deze zorgplicht heeft zich vanaf woensdag opgebouwd. Klager had serieus genomen moeten worden en de directeur had onderzoek moeten doen. Het gaat klager niet om de tegemoetkoming, maar om het principe.

3. De beoordeling
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat klager – die op zondag 14 juli 2013 in vrijheid had moeten worden gesteld – een dag te laat in vrijheid is gesteld.

De beroepscommissie stelt voorop dat het in beginsel onder de verantwoordelijkheid van het OM valt er voor te zorgen dat een bevel tot invrijheidstelling (tijdig) aan de inrichting wordt verzonden. Onweersproken is dat klager en zijn raadsman op
woensdag 10 juli 2013 hebben doorgegeven aan de afdeling bevolking dat klager zondag 14 juli 2013 in vrijheid diende te worden gesteld en dat klager en zijn raadsman door de afdeling bevolking zijn verwezen naar het OM. Ook de afdeling bevolking heeft
contact opgenomen met het OM. Verder is gebleken dat het OM op vrijdag 12 juli 2013 om 17:05 uur het bevel tot invrijheidstelling aan de afdeling bevolking heeft gefaxt, terwijl de medewerkers van de afdeling bevolking tot 17:00 uur aanwezig waren. Als
gevolg hiervan is klager pas op maandagochtend in vrijheid gesteld. Hoewel de beroepscommissie het betreurt dat klager een dag te laat is vrijgelaten, is zij van oordeel dat onvoldoende is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet
worden geoordeeld dat de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden. Hierbij heeft zij in aanmerking genomen dat niet is komen vast te staan dat het OM vrijdag 12 juli 2013 rond 16:30 uur heeft geprobeerd telefonisch contact op te nemen met de afdeling
bevolking van de inrichting. Indien op dat moment namelijk zijdens het OM zou zijn aangekondigd dat een titel tot invrijheidstelling aanstonds zou worden toegezonden, had het niet wachten (ook na 17.00 uur) op toezending van die titel mogelijk wel
binnen de verantwoordelijkheidssfeer van de directeur gelegen. Dit is echter nu niet het geval. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. A.G. Coumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 26 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven