Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4048/GA en 13/4001/GA, 20 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4048/GA en 13/4001/GA

betreft: [klager] datum: 20 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

en

de directeur van de locatie Roermond,

gericht tegen een uitspraak van 27 november 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsman, mevrouw mr. H. van der Ende en de juridisch medewerker van
genoemde locatie, [...]. Tevens was ter zitting aanwezig mevrouw [...], stagiaire bij genoemde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot algemeen verlof voor 30 september 2013.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming van € 50,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur was niet bevoegd te beslissen op de aanvraag van klager, dit had de selectiefunctionaris moeten beoordelen. Het
reclasseringsrapport van juli 2013 is te gedateerd om als basis van de afwijzing van klagers verlofaanvraag te kunnen dienen nu de inhoud van dit rapport gebaseerd is op het rapport van 27 april 2011. Dat klager heeft geweigerd deel te nemen aan de
arbeid kan niet als afwijzingsgrond voor het verlof gelden. Inmiddels heeft klager op 17 januari 2014 verlof toegekend gekregen voor de duur van 60 uur. Klager verzoekt om een hogere tegemoetkoming dan toegekend door de beklagcommissie.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het reclasseringsrapport van juli 2013 is geactualiseerd ten opzichte van het rapport van 27 april 2011. Er zijn tussentijds gesprekken met klager
gevoerd. Klager heeft op 17 januari 2014 verlof toegekend gekregen. Na terugkomst van dit verlof heeft klager een positieve urinecontrole gehad.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden wegens een poging tot moord en bedreiging. De einddatum van zijn detentie valt op 10 april 2014.

Anders dan door klager is aangevoerd, mocht de directeur de beslissing nemen. Er is immers geen sprake is van een geval waarin die beslissing op grond van artikel 17 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) zou zijn
voorbehouden aan de minister.
De directeur heeft aan de afwijzing van klagers verlofaanvraag ten grondslag gelegd dat klager weigert deel te nemen aan een re-integratie traject. Om die reden bestaat er geen vertrouwen in een goede afloop van het verlof.
De beklagcommissie heeft haar oordeel gebaseerd op de overweging dat het reclasseringsrapport dateert van juli 2012 en daarmee te gedateerd is om de afwijzing van de verlofaanvraag te kunnen dragen. De beroepscommissie stelt vast dat het
reclasseringsrapport dateert van juli 2013. Het rapport was ten tijde van de bestreden beslissing derhalve 2,5 maanden oud en daarmee niet dusdanig gedateerd dat het om die reden niet kon dienen ter onderbouwing van de bestreden beslissing.

Met de beklagcommissie oordeelt de beroepscommissie dat het niet deelnemen aan een re-integratietraject geen zelfstandige grond is om een verlofaanvraag af te wijzen. De gevolgen van de bestreden beslissing van de directeur kunnen niet meer ongedaan
gemaakt worden. Dat klager inmiddels wel verlof heeft genoten doet hieraan niet af. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming voor het door klager ‘gemiste’ verlof. Zij kan zich vinden in de hoogte
van
de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming.

Gelet op het vorenstaande zullen de beroepen ongegrond verklaard worden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Nauta, secretaris, op 20 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven