Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0180/GM, 24 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/180/GM

betreft: [klager] datum: 24 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P.M. Denissen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 14 januari 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman voornoemd, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 14 december 2013, betreft het feit dat klager geen gesprek met een psycholoog krijgt.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is in beroep aangevoerd dat klager op enig moment een gesprek met een psycholoog heeft aangevraagd maar dat hij te lang heeft moeten wachten totdat hij door de psycholoog gezien is. Klager voert aan dat indien iemand een hulpvraag
heeft, er altijd sprake is van een urgentie. Ook indien iemand de hulpvraag niet inhoudelijk wil meedelen. Klager had behoefte aan een consult met een psycholoog in verband met het voornemen hem te plaatsen in een meerpersoonscel (mpc). Zijn bezwaren
waren van persoonlijke aard en deze wilde hij alleen met een psycholoog bespreken. Klager is van mening dat hij de reden van zijn verzoek om een gesprek niet aan het gevangenispersoneel hoeft door te geven. Op 22 november 2013 heeft hij verzocht om een
consult met een psycholoog, eerst op 17 december 2013 is klager door een psycholoog gezien. Deze periode is buitenproportioneel en niet zorgvuldig. Iedere dag is één van de psychologen in de p.i. aanwezig. Klager heeft tot vier maal toe een
sprekersbriefje ingevuld. Pas nadat hij zijn mentor gesproken had kon hij bij de psycholoog terecht. De psycholoog heeft hem uiteindelijk gelijk gegeven. Toch heeft klager nog tot 15 januari 2014 op een mpc verbleven.

De inrichtingsarts heeft aangegeven geen nadere toelichting te hebben op het standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur. Dit standpunt luidt als volgt.
Klager wilde tegen de verpleegkundige niet zeggen waarom hij een gesprek met de psycholoog wilde. Hierdoor kon door de verpleegkundige de urgentie niet worden ingeschat en is klager op de lijst gezet.

3. De beoordeling
Uit het medisch dossier blijkt, en dit heeft klager ook nadrukkelijk beaamd, dat hij op 22 november 2013 bij de verpleegkundige is geweest en heeft gevraagd om een gesprek met de psycholoog. De reden van zijn verzoek wilde hij niet geven. Klager is
door
de verpleegkundige op de wachtlijst gezet. Ook op 6 december 2013 en 11 december 2013 heeft klager een verzoekbriefje voor de psycholoog in het postvak van de psycholoog gedaan. Op geen enkel moment heeft klager aangegeven wat de reden was dat hij een
gesprek met de psycholoog wilde. Daarmee kan een eventuele urgentie voor een gesprek niet bepaald worden en is klager terecht op de wachtlijst geplaatst en gebleven. De termijn van vier weken tot er een gesprek met de psycholoog kon plaatshebben is,
gegeven het feit dat enige urgentie niet gebleken was, niet onredelijk.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen namens de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, dr.ing. C.J. Ruissen en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 24 maart 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven