Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3586/GA, 19 maart 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3586/GA

betreft: [klager] datum: 19 maart 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam

gericht tegen een uitspraak van 22 oktober 2013 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 februari 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie De Schie.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, omdat klager heeft geweigerd mee te werken aan de uitvoering van een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft nog niet bepaald of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Aan klager is de avond voorafgaande aan de dag waarop de urinecontrole zou worden uitgevoerd kenbaar gemaakt dat hij de volgende ochtend urine
moest
afstaan ten behoeve van een urinecontrole. Klager heeft het aanvraagformulier ondertekend. Het personeel legt bij aanzegging van de urinecontrole altijd de procedure uit en stelt de gedetineerde in de gelegenheid vragen te stellen. In het rapport van 3
december 2012 staat dat klager drie keer de opdracht heeft gekregen mee te werken aan een urinecontrole. In het rapport staat duidelijk dat klager dit ‘weigerde’. Uit het rapport blijkt niet dat klager heeft gezegd dat hij op dat moment geen urine kon
produceren. De plaatsvervangend vestigingsdirecteur die ter zitting aanwezig was, heeft het rapport zelf afgehandeld. Tijdens de afhandeling van het rapport heeft klager de directeur meegedeeld dat hij wilde blijven slapen en geen zin had om aan een
urinecontrole mee te werken. Er is aldus duidelijk sprake van een weigering mee te werken. In dat geval wordt de gedetineerde geen ‘vieruurstermijn’ geboden. De disciplinaire straf is op goede gronden opgelegd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
In het rapport van 3 december 2012 staat het volgende: “gedetineerde moest vanochtend een uc controle ondergaan, ik heb hem 2 keer gewaarschuwd dat het tijd was en bij de 3de keer heb ik hem rapport aangezegd omdat hij een opdracht weigerde van mij”.
Gelet hierop en in aanmerking genomen hetgeen de directeur ter zitting naar voren heeft gebracht, acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager heeft geweigerd mee te werken aan de uitvoering van een urinecontrole.

Nu klager weigerde mee te werken aan de uitvoering van de urinecontrole, was de directeur niet gehouden klager de gelegenheid te bieden gedurende een periode van vier uur alsnog urine te produceren. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur
in
redelijkheid heeft kunnen beslissen klager de bestreden disciplinaire straf op te leggen. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 19 maart 2014

secretaris voorzitter

Naar boven